artikel
Stiekem was ik een beetje bang voor haar. Femke was lang en breed, had een doodskop laten tatoeëren in haar nek en verkondigde met ongekende eloquentie en vurigheid, gevraagd en ongevraagd, haar mening. Als ervaringsdeskundige navigeerde ze moeiteloos door de wereld van dakloosheid, drugs, prostitutie en criminaliteit. Een wereld die ik tevergeefs probeerde te begrijpen.
Haar vroegere verslaving aan heroïne leek plaats te hebben gemaakt voor een oneindige voorraad cola light en pindakaas; die stonden altijd pontificaal op haar bureau. Niet dat we vaste werkplekken hadden, maar het was iedereen duidelijk: dit was Femkes plek. En haar plek was het zeker. Ze vocht als een tijger voor onze patiënten en had een cruciale signaleringsfunctie. Als ze haar zorgen uitte over een patiënt, haar hoofd schudde bij een behandelvoorstel, of schaterlachte als ik vertelde dat mevrouw Janssen morgen écht naar de kliniek zou komen, dan kon ik nagaan dat zij iets wist wat ik niet wist.
Ervaringskennis is onontbeerlijk voor goede dienstverlening
Maar dat bureau met pindakaas en cola light veroorzaakte ook wrijving, want wat was haar plek nou echt? Steeds meer maatschappelijke organisaties en gemeenten werken tegenwoordig met professionele ervaringsdeskundigen. Zo heb je Aziza die statushouders begeleidt bij de toegang tot zorg, Theo die een voorbeeldfunctie heeft bij de ggz en Roy die een sleutelfiguur is bij de aanpak van huiselijk geweld. Maar wat houdt ervaringskennis precies in en hoe wordt het effectief ingezet? Het wringt nog wel eens tussen artsen en ervaringsdeskundigen. Wederzijdse irritaties spelen een rol: de arts vreest landjepik, de ervaringsdeskundige voelt zich niet serieus genomen. De arts ervaart een onduidelijke rolverdeling, de ervaringsdeskundige voelt zich niet gewaardeerd. De arts moet binnen het systeem werken, de ervaringsdeskundige wil juist datzelfde systeem omzeilen.
Toen ik met Femke op huisbezoek ging bij mevrouw Janssen, die inderdaad niet op het spreekuur was verschenen, mocht ik aanschouwen hoe ze elkaar huilend in de armen vlogen. Het ging niet goed met mevrouw Janssen. Ze was weer gaan blowen en biechtte op aan haar ‘goede vriendin’ – de enige die ze zogezegd kon vertrouwen in deze slangenkooi van zorginstellingen – dat ze weer sterke drank had gekocht. Femke luisterde oordeelloos, maar hield haar ook meteen een spiegel voor.
Terwijl ik ze samen een sigaretje zag roken, werd me wederom duidelijk hoe onontbeerlijk ervaringskennis is voor goede zorg en dienstverlening. Ondanks dat ik empathie toonde en investeerde in contact, wist Femke patronen te herkennen, vertrouwen te winnen en hoop te geven. Ze had binnen no time een plan bedacht en pitchte dat met haar gebruikelijke eloquentie en vurigheid. Ik slikte mijn ego in, knikte instemmend en keek nogmaals naar de tatoeage in haar nek. Het zwart van de doodskop stak prachtig af tegen haar felroze haar. Ik was niet bang voor haar, maar simpelweg geïmponeerd. Ze wist gewoon veel meer dan ik.
Reacties