Samenvatting
Doel
Het bepalen van de kans op het opnieuw optreden van een hypertensieve aandoening in de laat-preterme zwangerschap en van de voorspellende waarde van potentiële risicofactoren.
Opzet
Retrospectief cohortonderzoek.
Methoden
Ons studiecohort bestond uit 425 vrouwen met een zwangerschapsgerelateerde hypertensieve aandoening die in de periode 2000-2002 in 3 academische en 3 perifere Nederlandse ziekenhuizen waren bevallen bij een amenorroeduur van 34-37 weken. Gegevens werden verzameld uit medische dossiers en via telefonische interviews met de vrouwen. Een ongunstige uitkomst werd gedefinieerd als het opnieuw optreden van een hypertensieve aandoening in de vervolgzwangerschap. Tevens werd er een predictiemodel gemaakt om aan de hand van demografische en klinische risicofactoren de herhalingskans te kunnen voorspellen.
Resultaten
Van de 425 vrouwen die voldeden aan de inclusiecriteria, konden 351 worden gecontacteerd. Van hen waren er 189 (54%) opnieuw zwanger geworden; 96 vrouwen (51%; 95%-BI: 43-58) hadden weer een zwangerschapsgerelateerde hypertensieve aandoening. 17 vrouwen (9%; 95%-BI: 5-14) bevielen opnieuw vóór 37 weken amenorroeduur. Pre-existente hypertensie en maternale leeftijd voorspelden de kans op herhaling het beste. Vrouwen met opnieuw een hypertensieve aandoening hadden een veel hogere kans op het ontwikkelen van chronische hypertensie (37% vs. 6%; oddsratio: 8,7; 95%-BI: 3,3-23).
Conclusie
Vrouwen met hypertensieve aandoeningen en laat-preterme partus hebben 50% kans op herhaling van de aandoening en 9% kans op opnieuw een premature geboorte. Vrouwen met pre-existente hypertensie en gevorderde leeftijd hebben een hogere herhalingskans. Vrouwen met weer een hypertensieve aandoening in een volgende zwangerschap ontwikkelen later vaker chronische hypertensie.
Reacties