Samenvatting
Doel
Vaststellen wat het vóórkomen en het natuurlijk beloop van hepatitis B bij kinderen in Nederland (1980-1990) is.
Opzet
Retrospectief longitudinaal onderzoek.
Plaats
In 4 universitaire centra voor kindergeneeskunde (het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht, het Academisch Ziekenhuis Groningen en het Academisch Ziekenhuis Nijmegen).
Methode
Om na te gaan of een therapeutische trial met interferon alfa mogelijk en zinvol zou zijn, werden de virologische, biochemische en histopathologische kenmerken van hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg)-positieve kinderen, jonger dan 16 jaar, in kaart gebracht.
Resultaten
In totaal werden 145 HBsAg-positieve kinderen gediagnostiseerd. Van hen waren 142 evalueerbaar en 74 was van buitenlandse origine. Bij aanmelding waren 42 kinderen anti-hepatitis B-e (HBe)-positief. Tijdens de follow-up maakten 27 kinderen een seroconversie door. Bij 24 patiënten kon vastgesteld worden dat zij een chronische hepatitis hadden (gehad), daarmee in aanmerking komend voor interferon alfatherapie. Bij 4 van de kinderen kwamen ernstige complicaties voor, zoals primair hepatocellulair carcinoom en levercirrose.
De follow-up bleek slecht te zijn: asymptomatische HBeAgpositieve kinderen bleven ten onrechte weg of werden uit controle ontslagen. Daardoor was het geschatte seroconversiepercentage in het 1e jaar na het stellen van de diagnose slechts 12.
Conclusie
Op grond van deze resultaten is het noodzakelijk om te komen tot een protocol voor antivirale behandeling van een geselecteerde groep kinderen met hepatitis om de kans op ernstige pathologische afwijkingen te beperken en de besmettelijke periode te bekorten. Een dergelijk protocol wordt thans in een aantal Nederlandse en buitenlandse centra opgezet.
Reacties