Samenvatting
- De classificatie van perifere bloed- en lymfevatafwijkingen door Mulliken en Glowacki is gebaseerd op het klinisch beloop en cellulaire kenmerken en daardoor voor de medicus practicus helder en eenvoudig toepasbaar.
- Om het diagnostisch proces toegankelijker te maken, heeft de werkgroep Hemangiomen en Congenitale Vaatanomalieën Nijmegen op grond van deze classificatie een schema met diagnostische richtlijnen ontwikkeld.
- De anamnese dient gericht te zijn op de zes volgende onderscheidende kenmerken: aanwezigheid van de afwijking bij de geboorte, groei, involutie, volumeverandering, pijn en uitvloed.
- Het lichamelijk onderzoek is gericht op vijf kenmerken: weg- of leegdrukbaarheid van de afwijking, volumeverandering bij stuwing, souffle/‘thrill’/pulsaties, flebolieten, en hyper- of hypotrofie.
- Als de diagnose dan nog niet kan worden gesteld, kan aanvullend onderzoek worden verricht. Meestal is duplexonderzoek daarvoor voldoende, waarna met MRI eventueel de aard en uitbreiding van de aandoening kunnen worden onderzocht.
- Op basis hiervan kunnen de betrokkenen worden ingelicht over de prognose van de aandoening en kan een behandelingsplan worden voorgesteld.
Reacties