Helikopter-Mobiele Medische Teams in Nederland: belangrijke verschillen in inzetfrequentie tussen meldkamerregio's

Onderzoek
J. Lemson
P.M. van Grunsven
I.B. Schipper
J.P. Valk
H.M.T. Christiaans
B.M. Gerritse
G.J. Scheffer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1106-12
Abstract

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of Helikopter-Mobiele Medische Teams (H-MMT’s) in alle ambulancemeldkamer- (MKA)-regio’s optimaal worden ingezet.

Opzet

Beschrijvend, retrospectief.

Methode

Eerst gingen wij na of een adequate vergelijking van gegevens per meldkamerregio mogelijk was door ze te relateren aan de inwoneraantallen per regio. Gegevens per regio over inwoneraantallen, sterfte door trauma, aantal verkeersongevallen met letsel, aantal spoedritten van ambulancediensten en de inzet van H-MMT’s in de jaren 2002-2005 werden ontleend aan diverse databestanden van overheidsinstanties. De correlatie van de inwoneraantallen met de andere gegevens werd berekend. Vervolgens bepaalden wij het aantal H-MMT-inzetten per 100.000 inwoners per jaar per MKA-regio. De inzet van H-MMT’s in de 4 regio’s die de H-MMT’s coördineren, werd vergeleken met de inzet in 17 andere MKA-regio’s.

Resultaten

Er was een sterke correlatie tussen sterfte door trauma, het aantal verkeersongevallen met letsel en spoedritten van ambulancediensten met de inwoneraantallen per regio (correlatiecoëfficiënten: 0,90-0,98). Er waren gemiddeld 2664 H-MMT-oproepen per jaar. Het aantal H-MMT-oproepen per meldkamer per jaar was gemiddeld 110 (uitersten: 2-403). Het aantal H-MMT-inzetten per 100.000 inwoners per jaar per MKA-regio bedroeg 10,5 (spreiding: 0,9-27,8). MKA’s die de H-MMT’s coördineerden, riepen significant vaker een H-MMT op en annuleerden deze minder vaak.

Conclusie

Door de inzet van H-MMT’s te relateren aan de inwoneraantallen per regio kan men de inzetfrequenties van verschillende meldkamerregio’s met elkaar vergelijken. De inzet van H-MMT’s blijkt aanzienlijk te verschillen per meldkamerregio.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1106-12

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Intensive Care en Helikopter-Mobiel Medisch Team: hr.J.Lemson, anesthesioloog-intensivist.

Afd. Anesthesiologie: hr.B.M.Gerritse, anesthesioloog (tevens: Helikopter-Mobiel Medisch Team); prof.dr.G.J.Scheffer, anesthesioloog-intensivist.

Regionale Ambulance Voorziening Gelderland-Zuid, Nijmegen.

Hr.dr.P.M.van Grunsven, huisarts.

Erasmus MC-Centrum, afd. Heelkunde, Rotterdam.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Anesthesiologie en Helikopter-Mobiel Medisch Team, Groningen.

Hr.J.P.Valk, anesthesioloog.

VU Medisch Centrum, afd. Anesthesiologie en Helikopter-Mobiel Medisch Team, Amsterdam.

Hr.H.M.T.Christiaans, anesthesioloog.

Contact Mw.dr.I.B.Schipper, chirurg-traumatoloog (j.lemson@ic.umcn.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.
de Quelerij

Rotterdam, juni 2008,

Collega Lemson et al. (2008:1106-12) beschrijven een bruikbare methode die verschillen aantoont in het inzetten van het Helikopter-Mobiele Medische Team (MMT) tussen verschillende regio’s. Graag willen wij enkele opmerkingen plaatsen. De inzetduur per dag van het Helikopter-MMT kan per regio wisselen (bijvoorbeeld gedurende de tijd dat het licht is of tot aan een vaste eindtijd) en wordt ook per traumacentrum verschillend ingevuld, hoewel de minister voor de 24-uursbeschikbaarheid van een Helikopter-MMT een bedrag beschikbaar heeft gesteld aan alle traumacentra. ’s Nachts kan dan een grondgebonden MMT worden ingezet. Onduidelijk zijn Lemson et al. waar het gaat om de invloed van de andere 7 traumacentra, zoals Zwolle en Tilburg, die een grondgebonden MMT hebben; zij tellen namelijk alleen de keren dat een Helikopter-MMT wordt ingezet. De annuleringsfrequentie is hoger in de niet-coördinerende regio’s, mogelijk door de langere aanvliegtijd, waardoor er meer tijd is om de patiënt te beoordelen (bijvoorbeeld bij overlijden). Onderzoek naar het navolgen van annuleringscriteria zou nog moeten volgen. Door soms tóch te landen na een annulering zou men hierover meer inzicht kunnen krijgen. Het intubatiepercentage wordt gebruikt als criterium om (onder)benutting te schatten, wat onzes inziens juist is, omdat de meest vitaal bedreigde patiënten geïntubeerd worden. De vergelijking die gemaakt wordt met Duitsland zou eigenlijk alleen opgaan bij een vergelijkbare patiëntengroep (dus bij een vergelijkbaar percentage traumapatiënten). In Rotterdam werden in 1997-2002 bij 3431 patiënten 583 intubaties verricht (onder wie bijna 75% traumapatiënten).1 In tabel 2 valt op dat diverse regio’s een korte gemiddelde tijd hebben, soms zelfs korter dan de coördinerende regio’s (regio I, N, D en G met 3,5 tot 6 min gemiddelde vliegtijd). De regio’s die minder oproepen dan gemiddeld zouden onderzocht moeten worden om oorzaken hiervoor vast te stellen.

Ondertussen is het nut van een MMT aangetoond en kan het als aanvulling op de goed functionerende ambulancezorg worden beschouwd. Luchtwegmanagement met intubatie is het belangrijkst, omdat tot 85% van de prehospitale mortaliteit door luchtwegobstructie ontstaat.2 Andere behandelingen zijn thoraxdrainage, amputatie, toepassing van botnaalden, pericardiocentese en pijn- en angstbestrijding.3 Het niet inzetten van een (Helikopter-)MMT is maatschappelijk niet acceptabel. Zeker gezien de korte gemiddelde aanvliegtijd buiten de coördinerende regio’s is er geen reden een MMT niet in te roepen bij alle vitaal bedreigde patiënten.

M. de Quelerij
E.A.J. Boudesteijn
R.L. Luitwieler
C. van Velzen
Literatuur
  1. Kristensen M, Roemeling S, Quelerij M de. De vroege mortaliteit van traumapatiënten met lage EMV, die geïntubeerd werden door het Heli-MMT Rotterdam [poster]. Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie. 2003;16 Suppl 74.

  2. Hussain LM, Redmond AD. Are pre-hospital deaths from accidental injury preventable? Br Med J. 1994;308:1077-80.

  3. Velzen C van. Beknelling heeft het gevolgen? In: Bierens JJLM, Lange JJ de, Zuurmond WWA, editors. Pijnbestrijding onder spoedeisende omstandigheden. Maarssen: Elsevier; 2003.

Nijmegen, juni 2008,

Ten eerste hebben wij in de onderzochte periode (2002-2005) alleen de Helikopter-MMT-gegevens gebruikt bij een inzet tussen 07:00 en 19:00 uur. Ten tweede erkennen wij dat in de onderzochte periode ook enkele niet-parate, grondgebonden MMT’s prehospitale zorg hebben geboden. Helaas zijn deze gegevens ons niet volledig ter beschikking gesteld, zodat wij deze niet in onze publicatie konden opnemen. Echter, op basis van inmiddels bekende data kan de inbreng van deze MMT’s geschat worden op circa 2% van het totaalaantal oproepen. Ten derde hebben sommige regio’s inderdaad een kortere gemiddelde vliegtijd dan de coördinerende regio’s. Deze regio’s hebben een kleinere oppervlakte en liggen tevens geografisch dicht bij een Helikopter-MMT-station. Ten vierde onderschrijven wij volledig het belang van vroege geavanceerde medische behandeling door Helikopter-MMT’s. Indien parate Helikopter-MMT’s ten onrechte niet worden ingezet bij patiënten met een (potentiële) bedreiging van vitale functies, zou dat inderdaad maatschappelijk niet acceptabel zijn. Wij wijzen er echter op dat ons onderzoek niet was opgezet om dit laatste te onderzoeken. Wij constateren alleen dat er een significant verschil in inzetfrequentie tussen regio’s aanwezig was. Overigens zijn onze bevindingen met betrekking tot het verschil in inzetfrequentie tussen verschillende meldkamerregio’s inmiddels bevestigd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in de analyse van het project ‘Nachtvliegen’ van het Helikopter-MMT Nijmegen (www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/270144001.html). Wij zijn het volledig met collega De Quelerij et al. eens dat nader onderzoek naar annuleringen en het eventuele ten onrechte niet-inzetten van Helikopter-MMT’s dringend gewenst is.

J. Lemson
P.M. van Grunsven
I.B. Schipper
J.P. Valk
H.M.T. Christiaans
B.M. Gerritse
G.J. Scheffer