Samenvatting
Doel
Onderzoeken van de effectiviteit en de kosten van adjuvante fysiotherapie (FT) en ergotherapie (ET) bij patiënten met posttraumatische dystrofie (PD) en de invloed ervan op het percentage invaliditeit.
Opzet
Prospectief gerandomiseerd gecontroleerd klinisch onderzoek, met 1 jaar follow-up.
Methoden
In het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen en het VU Medisch Centrum te Amsterdam werden 135 patiënten met PD aan één bovenste extremiteit die korter dan 1 jaar bestond gerandomiseerd protocollair behandeld met fysiotherapie (FT), ergotherapie (ET) of controletherapie (CT; maatschappelijk werk). Tevens ontvingen zij geprotocolleerde medische behandeling. Verbetering in ‘Somscore op stoornisniveau’ (SSN) werd bepaald tijdens en na 1 jaar. Een verschil van 5 SSN-punten tussen de groepen werd als klinisch relevant beschouwd. Daarnaast werden de ernst van de beperkingen en het percentage invaliditeit, 1 jaar na inclusie in het onderzoek, gemeten en exploratief getoetst. Ook de kosteneffectiviteit van de paramedische interventies werd berekend.
Resultaten
FT en in mindere mate ET resulteerden in een significante en tevens snellere verbetering in SSN vergeleken met CT (respectievelijk bij ‘intention to treat’- en bij per-protocolanalyse: FT: 5 en 7 punten, ET: 3,5 en 5 punten meer verbetering 1 jaar na inclusie). Op beperkingenniveau werd een positieve trend gevonden ten gunste van ET. Het percentage invaliditeit verschilde niet significant tussen de 3 groepen. De incrementele kosteneffectiviteitsratio was gunstiger voor FT dan voor ET.
Conclusie
Zowel FT als ET droeg bij aan het herstel van PD van de bovenste extremiteit, waarbij het effect van FT op stoornisniveau het grootst was, het snelst optrad en het minst kostte. De meerwaarde werd niet vertaald in een verschil ten opzichte van CT wat betreft het percentage invaliditeit één jaar na inclusie.
Reacties