Goed hulpverlener

Erwin J.O. Kompanje
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:B2028

artikel

Intervisie is een vast onderdeel in het kerncurriculum van fellows en arts-assistenten op de intensive care. Zij vertellen hun persoonlijke verhalen over patiënten en hun supervisors, over het acute en saaie werk op de intensive care en hun verwachtingen en teleurstellingen. Het levert altijd weer onverwachte verhalen op. Soms bespreken we een indrukwekkende patiëntencasus. De jonge vrouw die ze konden redden met ECMO en de reanimatie die succesvol verliep. Maar het gaat ook over het te lang doorgaan met behandelen en het eindeloos uitstellen van het overlijden. Tegen beter weten in. En dat sommigen overwegen te stoppen met het werk.

Soms wil een arts of verpleegkundige een individueel gesprek met een senior hulpverlener. In ons ziekenhuis bieden wij hun peersupport. Een een-op-eengesprek. De afgelopen jaren voerde ik tientallen peersupportgesprekken. Gesprekken waarin ervaren hulpverleners zich kwetsbaar durven op te stellen. Ik ontdekte een rode draad.

‘Hulpverleners voelen zich soms géén goed hulpverlener meer’

Volgens de Wgbo moeten wij handelen als goed hulpverlener. In het onderwijs vraag ik studenten hoe zij denken een goed hulpverlener te kunnen zijn. Het blijft vaak stil. Ik leg hun uit dat een goed hulpverlener zich kenmerkt door vier eigenschappen. Ten eerste beheerst een goed hulpverlener de skills die van hem of haar verwacht mogen worden. De skills die zij tijdens hun opleiding verkregen en daarna via (na)scholing, congressen en vakliteratuur op peil hebben gehouden. Ten tweede is een goed hulpverlener medemenselijk, in de zin van empathisch. Empathie is de eigenschap om bij een ander emoties te herkennen en erkennen. Ten derde is een goed hulpverlener bereid tot kritische zelfreflectie: ‘Heb ik vandaag als een goed hulpverlener gewerkt, naar de skills die van mij verwacht mogen worden?’ of ‘Was ik medemenselijk? Zo nee, wat ga ik eraan doen?’ Ten vierde handelt een goed hulpverlener wederkerig, op een manier zoals hij zelf ook behandeld zou willen worden.

Tijdens de peersupportgesprekken blijken hulpverleners zich géén goed hulpverlener meer te voelen. De afgelopen twee jaar sprak ik hulpverleners over werken buiten hun competenties, over het onmenselijke om naasten te weren van patiënten, iets wat zij voor zichzelf vreselijk zouden vinden. Zij voelden zich geen goed hulpverlener meer. In de media staan vele artikelen over jonge artsen die het vak verlaten. Lange werktijden, veel administratie en te weinig privéleven doet hen crashen. Maar – vaak niet genoemd – ook het verlies van waarden, die zo kenmerkend zijn voor het vak.

Ik ken ziekenhuizen en supervisors die intervisie en peersupport onzin vinden. Maar juist tijdens deze gesprekken kan benadrukt worden dat jonge dokters ondanks alles toch goed hulpverlener kunnen blijven. Laten we dat in ieder geval tegen elkaar blijven zeggen. Ze zijn het namelijk.

Auteursinformatie

Erwin J.O. Kompanje is onderzoeker op het gebied van de klinisch-ethische aspecten van IC-geneeskunde bij het Erasmus MC. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

Contact E.J.O. Kompanje (erwinkompanje@me.com)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties