‘Wie lange währt der Duft der Mandarinenfrucht bei einem Weibe, Die sie in ihrer Achselhöhle tragt? Wie lange blüht im Sonnenschein der Schnee?’
Li Tai Pe (702-763), vert. Klaband
Wanneer bij sommige, zogenaamd primitieve volken, vrienden en onbekenden elkaar begroeten, wrijven zij met de neuzen tegen elkaar, waaruit blijkt hoe belangrijk zij dit orgaan vinden voor het intermenselijk contact. In beschaafde samenlevingen lijkt dit inzicht verloren te zijn gegaan.
Zelf heb ik dit in mijn studententijd door twee belangrijke gebeurtenissen opnieuw verworven. De eerste betreft een medestudent, een aardige, geestige man, met wie ik af en toe bijzonder veel plezier had. Maar niet vaker dan af en toe; op een voor mij onbegrijpelijke manier kon ik toch niet echt goed met hem overweg. Tot ik op een warme zomeravond op het balkon van de bioscoop De Uitkijk achter hem zat en daar merkte dat hij een voor mij ondraaglijke geur…
Reacties