Met de introductie in 1910 van het antisyphiliticum arsfenamine (Salvarsan) werd op opmerkelijke wijze een nieuw hoofdstuk geopend in de geschiedenis van het genezen. Voor het eerst was het Paul Ehrlich (1854-1915) en Sahachiro Hata (1873-1938) gelukt via planmatige synthese een selectief chemotherapeuticum te ontwikkelen.1
Was dit feit op zich al van historische betekenis, een extra dimensie kreeg het doordat het middel de roep had in zeer korte tijd en radicaal de syfilis te genezen. Deze ziekte, overgebracht door seksueel verkeer en geassocieerd met fysieke en morele degeneratie, had ook in medische kringen een bijzonder stigma, omdat ze niet alleen voor het individu, maar door haar ‘erfelijke overbrenging’ een gevaar voor het nageslacht en de gehele maatschappij vormde.2
‘Het nieuwe middel van Ehrlich’, zoals arsfenamine aanvankelijk werd genoemd, ontketende dan ook een zelden eerder waargenomen geestdrift onder zowel medici als lekenpubliek. Deze euforie werd in niet geringe mate…
Reacties