Samenvatting
Doel
Inventarisatie van de organisatie en de inhoud van het preoperatieve onderzoek in Nederland en van de implementatie van de Gezondheidsraadrichtlijnen preoperatief onderzoek.
Opzet
Dwarsdoorsnedeonderzoek.
Methode
Alle vakgroepen anesthesiologie en de bijbehorende ziekenhuisdirecties in Nederland ontvingen in februari 2000 elk een gestructureerde vragenlijst over het bestaan van een anesthesiologische preoperatieve polikliniek, eventuele problemen bij de realisatie van een dergelijke polikliniek en de inhoud van het preoperatieve onderzoek.
Resultaten
Van de vakgroepen en directies werden respectievelijk 101 (80) en 111 (87) reacties ontvangen. Van de 119 ziekenhuizen (94) waaruit tenminste 1 bruikbaar enquêteformulier ontvangen werd, hadden er op 1 januari 2000 24 (20) een polikliniek waar alle preoperatieve patiënten werden gezien (‘volledige polikliniek’) en bij 36 (30) werd een deel van de patiënten poliklinisch beoordeeld. Van de 59 ziekenhuizen zonder polikliniek verwachtte 44 er binnen een jaar een te kunnen realiseren. Het meest genoemde probleem bij de implementatie betrof de financiering. In ziekenhuizen met een volledige polikliniek waren vakgroepen vaker in dienstverband (oddsratio (OR): 2,5; 95-betrouwbaarheidsinterval (95-BI): 1,0-10,0) en werd vaker een routinematig, gericht lichamelijk onderzoek door of onder verantwoordelijkheid van de anesthesioloog verricht (OR: 5,0; 95-BI: 1,6-15,0). In 70 van alle ziekenhuizen had niet elke patiënt voor aankomst op de operatiekamer contact met een anesthesioloog. Dagverplegingpatiënten werden in ziekenhuizen zonder preoperatieve polikliniek in 57 voor het eerst op de operatiekamer door de anesthesioloog gezien.
Conclusie
De aanbevelingen van de Gezondheidsraad over de organisatie en de inhoud van het preoperatieve onderzoek hadden 3 jaar na verschijnen een gering effect gehad op de praktijk.
Reacties