Samenvatting
- Ongeveer 5 van alle gevallen van darmkanker berust op een autosomaal dominant overervende predispositie met hoge penetrantie.
- De patiënt is hierbij drager van een pathogene genmutatie die in alle lichaamscellen aanwezig is en aan het nageslacht kan worden overgedragen, een zogenaamde kiembaanmutatie. Het betreft als regel een mutatie in een tumorsuppressorgen.
- Op grond van de klinische verschijnselen kunnen drie hoofdgroepen erfelijke darmkanker worden onderscheiden: (a) syndromen zonder polyposis (vooral hereditair non-polyposis-colon-rectumcarcinoom; HNPCC), (b) syndromen met adenomateuze polyposis (vooral familiaire adenomateuze polyposis; FAP) en (c) syndromen met hamartomateuze polyposis.
- Recentelijk zijn de belangrijkste gendefecten die aan deze syndromen ten grondslag liggen, geïdentificeerd. Hierdoor kan in ongeveer de helft van de families met HNPCC of FAP bij patiënten met darmkanker het oorzakelijke gendefect worden aangetoond en vervolgens bij hun gezonde familieleden door bloedonderzoek worden bepaald wie wel en wie geen drager van deze erfelijke aanleg is.
- Preventieve maatregelen kunnen aldus worden toegespitst op de familieleden met een bewezen hoog risico op darmkanker.
Reacties