Geneesmiddelen tegen duizeligheid; het uitbuiten van medische onmacht

Klinische praktijk
J. van Gijn
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:599-4

‘Slechts weinig artsen zullen hun vak zozeer zijn toegedaan dat hun niet een klein beetje de moed ontzinkt wanneer zij vernemen dat de klacht van hun patiënt bestaat uit duizeligheid.’1 In deze ontboezeming van de Engelse neuroloog Matthews zullen ook in de jaren negentig talloze artsen zichzelf herkennen. Een eerste en belangrijke oorzaak van deze hulpeloosheid is de grote moeite die het kost om te weten te komen wat de patiënt met duizeligheid bedoelt (‘nou, zo'n raar gevoel, weet u wel’). De onzekerheid op diagnostisch gebied wordt nog groter doordat het onderwerp ‘duizeligheid’ almaar in verband wordt gebracht met het vestibulaire apparaat of de cerebrale circulatie. Voor de gemiddelde huisarts zijn dit nogal ingewikkelde onderwerpen; één nascholingscursus is meestal afdoende om elke hoop er ooit iets van te begrijpen voorgoed de bodem in te slaan. Het is vanwege deze weerloosheid dat sommige farmaceutische industrieën hun kans schoon zien en…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, vakgroep Neurologie, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht.

Prof.dr.J.van Gijn, neuroloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties