Samenvatting
Sinds zijn aankomst in Egypte in 1994 heeft de schrijver deelgenomen aan verscheidene archeologische expedities - als landmeter, maar ook als parttimearts. Gedurende deze laatste bezigheid kwam hij in contact met de inzichten en gewoonten van de plaatselijke werklui, en met die van de Ababda-bedoeïenen in het bijzonder. Door de zware leefomstandigheden in het zuidelijke deel van de Oostelijke Woestijn lijkt hun geneeskunst vooral geïnspireerd door armoede. Als therapeuticum bij alle interne ziekten worden ‘kaja biel-naar’ het meest gebruikt; dit zijn ovale littekens, gemaakt met een roodgloeiend metalen voorwerp. Een andere, minder vaak voorkomende, vorm van verlittekening is ‘mi’ah-hed'asjer’, drie evenwijdige lijnen die diep in de wang van de patiënt zijn gekerfd. ‘Moehawi’, de beet van een slang in de oorlel van de patiënt, wordt gebruikt als preventivum tegen slangenbeten. Een andere preventieve maatregel is het dragen van een ‘higaab’, een klein leren zakje dat een magisch voorwerp of een magische tekst bevat. Voor minder ernstige ziekten worden kruiden en voedingsmiddelen gebruikt die vaak op een speciale manier zijn bereid. Uitwendig worden vooral benzine en wagensmeer gebruikt. Met de ontwikkeling van de Rode-Zeekust voor het toerisme zal de levenswijze van de Ababda-bedoeïenen sterk veranderen. De beschreven gewoonten zullen daarbij ongetwijfeld worden verdrongen door de westerse geneeskunde, hetgeen waarschijnlijk beter is voor de bevolking.
Reacties