Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, opgericht in 1856, weerspiegelt niet alleen een stukje geschiedenis van de geneeskunde, maar ook van de Nederlandse taal en van de opvattingen daarover. De honderd jaar oude BladVullingen komen ons voor als curiosa, vooral stilistisch. Wat is er in die tijd gebeurd?
Van oudsher onderhoudt de geneeskunde nauwe betrekkingen met taal en letteren. Het woord ‘genezing’ betekent oorspronkelijk ‘wonderbaarlijke redding’, voorloper van de dokter is de tovenaar, hij die zich bedient van spreuken, van taal. Liefst geheimtaal. De geheimtaal van de geneeskunde is nog altijd het potjeslatijn, dat blijkens de naam niet kan bogen op een hoogwaardige taalkundige status. Het is trouwens een mengsel van Latijn en Grieks, hier en daar voorzien van Nederlandse voor- en achtervoegsels. Het geheime karakter neemt echter af, daar menige vakterm is doorgedrongen tot de omgangstaal en tot ‘Van Dale’, hoogste autoriteit op het gebied van de woordenschat. Termen als…
Reacties