Samenvatting
Doel
De effecten vaststellen van intensieve sociaal-psychiatrische interventie bij suïcidepogers in vergelijking met de effecten van de gebruikelijke behandeling.
Opzet
Gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek.
Plaats
Academisch Ziekenhuis Utrecht (AZU).
Methode
Suïcidepogers (n = 274) werden at random verdeeld over een experimentele groep en een controlegroep. Ná de randomisatie werd de patiënten toestemming gevraagd voor de experimentele behandeling: een opname van enkele dagen op een aparte afdeling in het AZU, ambulante nazorg verleend door een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en de mogelijkheid zich op elk moment van de dag voor een gesprek of een opname tot de crisisinterventieafdeling te wenden in geval van een nieuwe crisis. De controlegroep kreeg de gebruikelijke nazorg. Het aantal herhaalde suïcidepogingen in het jaar na randomisatie werd geteld en na 3, 6 en 12 maanden werd met behulp van de ‘Symptom checklist’ (SCL-90) en de ‘Hopeloosheidsschaal’ het algemeen welbevinden gemeten.
Resultaten
Aan het einde van het jaar volgend op de oorspronkelijke (index)suïcidepoging bestond er tussen de beide groepen geen duidelijk verschil in het aantal patiënten dat tenminste één herhaalde suïcidepoging ondernomen had, noch in het aantal suïcidepogingen per patiënt. Er was geen verschil tussen de scores op de schalen met betrekking tot het welbevinden, noch in het aantal dagen dat patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis hadden doorgebracht. Patiënten die de experimentele zorg hadden ondergaan ontvingen daarentegen wel meer ambulante nazorg.
Conclusie
Suïcidepogers hadden geen baat bij de experimentele interventie.
Reacties