Geen groot verschil tussen bevolkingsonderzoek op cervixcarcinoom bij het huidige screeningsinterval van 5 en het vorige van 3 jaar

Onderzoek
A.S.M. Vinkesteijn
F.C. Siemens
M.E. Boon
J.C. Kuypers
L.P. Kok
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1781-5
Abstract

Samenvatting

Doel

De consequentie nagaan van de verlenging van het onderzoeksinterval, van 3 naar 5 jaar, op gevonden premaligne afwijkingen en invasieve cervixcarcinomen in het geherstructureerde bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker.

Opzet

Retrospectief follow-uponderzoek.

Methode

De resultaten in de regio West van de 1e (1996-2000; 277.377 vrouwen) en een deel van de 2e onderzoeksronde (2001; 49.622 vrouwen; screeningsinterval: 5 jaar) werden verzameld. Histoscores voor cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN) 3 en plaveiselcelcarcinoom (weergegeven als n/1000 onderzochte vrouwen) en treffergetal (som van de histoscores voor CIN 3, adenocarcinoma in situ en (micro-)invasief cervixcarcinoom) werden berekend. Patiënten met adenocarcinoma in situ en endocervicaal (adeno)carcinoom werden separaat geregistreerd. Uitkomsten van de 1e en 2e ronde van het huidige bevolkingsonderzoek (startjaar 1996) werden vergeleken met die van historisch bevolkingsonderzoek (startjaar 1976; screeningsinterval: 3 jaar).

Resultaten

In het historische bevolkingsonderzoek daalden de histoscores voor CIN 3 (3,33, 1,88) en plaveiselcelcarcinoom (0,53, 0,19) significant, evenals het treffergetal (3,92, 2,15). Voor alledrie parameters waren er in het huidige geherstructureerde onderzoek lage uitgangswaarden, vergelijkbaar met die van de 2e ronde uit het historische onderzoek; behalve voor het plaveiselcelcarcinoom (0,16, 0,08; p < 0,01) trad geen verdere daling op. In beide onderzoeken en beide herhalingsronden bleven de waarden voor adenocarcinoma in situ (respectievelijk 0,02, 0,02, 0,05, 0,04) en endocervicaal adenocarcinoom (0,04, 0,06, 0,05, 0,08) gelijk.

Conclusie

In het huidige screeningsonderzoek, met een interval van 5 jaar, bleef, bij een dalende frequentie van plaveiselcelcarcinoom, het treffergetal van ernstige afwijkingen constant, anders dan in het historische bevolkingsonderzoek (startjaar 1976), toen ook het treffergetal en de CIN-3-afwijkingen significant daalden. Er waren aanwijzingen dat cervixscreenen geen gunstig effect heeft op de preventie van adenocarcinoom van de cervix.

Auteursinformatie

Reinier de Graaf Gasthuis, afd. Gynaecologie en Obstetrie, Delft.

Mw.A.S.M.Vinkesteijn, assistent-geneeskundige; mw.F.C.Siemens en hr.dr.J.C.Kuypers, gynaecologen.

Leids Universitair Medisch Centrum, Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium, Postbus 16.084, 2301 GB Leiden.

Mw.dr.M.E.Boon, patholoog.

Rijksuniversiteit, afd. Technische Natuurkunde, subafd. Biomedische Technologie, Groningen.

Hr.prof.dr.L.P.Kok, mathematisch fysicus.

Contact mw.dr.M.E.Boon (m.e.boon@lcp.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties