Samenvatting
Doel
Het inventariseren van het diagnostisch en therapeutisch beleid bij habituele abortus in Nederland.
Opzet
Enquêteonderzoek.
Methode
In 1996 werd naar alle 125 gynaecologische praktijken in Nederland een schriftelijke enquête gestuurd met vragen over definitie, diagnostiek en behandeling bij habituele abortus.
Resultaten
De respons was 90 (n = 112). In 29 van de praktijken werd van een habituele abortus gesproken na 2 of meer miskramen, in 71 na 3 of meer miskramen. In 42 van de praktijken was er een protocol aanwezig ten behoeve van de diagnostiek bij habituele abortus. De frequentst uitgevoerde diagnostische tests waren vaginale echoscopie (79), karyotypering van de vrouw en haar partner (beide 78), bepaling van thyreoïdstimulerend hormoon (72), van lupus anticoagulans (69) en van plasmaglucose (65), hysterosalpingografie (56) en bepaling van anticardiolipineantistoffen (IgG, IgM) (56). De frequentst toegepaste behandeling bij habituele abortus was het voorschrijven van foliumzuur (53).
Conclusie
De definitie van habituele abortus verschilde. Een groot aantal diagnostische tests werd door 20-50 van de respondenten aangevraagd, hetgeen aangeeft dat er geen consensus bestond over rationele diagnostiek. Sommige diagnostische tests, zoals immunologisch onderzoek en onderzoek naar infectieuze oorzaken, werden verricht zonder therapeutische implicaties.
Reacties