Een pacemaker bestaat uit een pulsgenerator en één of meerdere geleiders (‘leads’). Het proximale gedeelte van de geleider zit vast aan de pulsgenerator (pacemaker) en het distale deel maakt contact met het atriale of ventriculaire endocard via 1 elektrode. Omdat de geleider vanbinnen hol is, kan hierin een voerdraad worden opgevoerd, wat de implantatie van de geleider in het atrium of ventrikel vereenvoudigt. Er zijn verschillende soorten geleiders, elk met hun eigen specifieke kenmerken.
Welk implantaat en wanneer op de markt?
In de periode 1988-1994 bracht Telectronics Pacing Systems uit de VS ruim 60.000 atriale J-geleiders op de markt; deze geleiders werden zo genoemd omdat ze de vorm van een J hadden (figuur 1). Met een schroefje kon de punt van de geleider worden gefixeerd in de boezemwand (type Accufix) of tegen het endocard worden gelegd (type Encor). Met een voerdraad kon de J-vorm, die in stand werd gehouden door…
Reacties