Samenvatting
Doel
Het in kaart brengen van het gebruik van anticonceptiva onder vrouwen van 10-59 jaar, in het bijzonder wat betreft het type oraal anticonceptivum (OAC) bij beginnende gebruiksters en bij reeds OAC’s gebruikende vrouwen.
Opzet
Descriptief.
Methode
Uit de apotheekgegevens bevattende Interactiedatabank van Noord- en Oost-Nederland werden medicatiegegevens gehaald van vrouwen in de leeftijd van 10-59 jaar, over de periode 1994-2002. De studiepopulatie bestond uit 33.795 vrouwen in 1994 en 102.894 in 2002. Er werd gekeken naar het aantal gebruiksters en het aantal nieuwe gebruiksters van OAC’s per jaar, en ook werd het aandeel van de typen OAC’s bepaald.
Resultaten
Het gebruik van anticonceptiva onder vrouwen van 10-59 jaar was sedert 1994 redelijk constant en bedroeg circa 33. Wel werd er op steeds jongere leeftijd begonnen met OAC’s: in 1994 gebruikte 35 van de 15-19-jarigen de pil, terwijl dat in 2002 47 was. Aan de jonge beginnende OAC-gebruiksters (10-19 jaar) werden in 2002 nauwelijks meer 3e-generatie-OAC’s voorgeschreven: 3,5 van alle OAC’s. Onder de vrouwen die al OAC’s gebruikten, was deze afname minder sterk. In 2002 gebruikte 23 van alle OAC-gebruiksters 3e-generatie-OAC’s; in 1994 was dat 46,5. Het aandeel van cyproteron-ethinylestradiol was over de jaren licht gestegen.
Conclusie
Na 1994 werden voornamelijk 2e-generatiepillen voorgeschreven. De verschuiving in het gebruik van 3e- naar 2e-generatiepillen was het duidelijkst onder jonge, nieuwe pilgebruiksters. Het gebruik van cyproteron-ethinylestradiol was in de loop der jaren licht gestegen.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:23-8
Reacties