Decennialang bestaan er al zorgen over de negatieve invloed van algehele anesthesie op het postoperatief functioneren van kwetsbare ouderen met een heupfractuur. Onlangs toonden onderzoekers aan dat die bezorgdheid onterecht is. Dergelijk onderzoek kan echter efficiënter worden uitgevoerd. Een pleidooi voor het gebruik van functionele uitkomstmaten bij perioperatief wetenschappelijk onderzoek.
Algehele anesthesie, of narcose, is een tijdelijke staat van kunstmatig bewustzijnsverlies en gevoelloosheid, waardoor operaties veilig uitgevoerd kunnen worden. Over het algemeen is het risico van algehele anesthesie verwaarloosbaar laag.1 Toch bestaan er al decennialang zorgen over de negatieve gevolgen van narcose, met name bij operaties bij oudere patiënten. Ouderen met een heupfractuur zijn vaak lichamelijk en cognitief kwetsbaar. Kwetsbare patiënten hebben minder functionele reserve en krijgen vaker complicaties na een operatie, wat leidt tot een langer verblijf in het ziekenhuis en hogere sterftecijfers.2 Het verouderde brein is gevoeliger voor de effecten van narcosemiddelen. De angst bij patiënten en hun familie voor (verdere) functionele achteruitgang na algehele anesthesie is invoelbaar, maar wordt niet onderbouwd door algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs. Desondanks geven veel anesthesiologen en chirurgen in de praktijk de voorkeur aan spinale anesthesie bij ouderen met een heupfractuur.
Zelfredzaamheid
Elders in het NTvG worden de resultaten besproken van…
Reacties