Samenvatting
Doel
Vaststellen van het vóórkomen en de achtergronden van beslissingen om af te zien van (al dan niet kunstmatige) toediening van voeding en vocht, met bespoediging van het overlijden als mogelijk gevolg.
Opzet
Retrospectief, beschrijvend onderzoek.
Plaats
Geheel Nederland.
Methode
Gegevens over beslissingen om af te zien van de toediening van voeding en vocht aan patiënten, waardoor hun overlijden mogelijk of zeker werd bespoedigd, werden verkregen met behulp van een schriftelijke enquête onder artsen. Deze had betrekking op een steekproef van 6060 sterfgevallen uit de doodsoorzaakverklaringen die over de periode augustus-november 1995 bij het Centraal Bureau voor de Statistiek waren binnengekomen (responspercentage: 77).
Resultaten
Beslissingen om af te zien van de toediening van voeding en vocht bleken te zijn voorafgegaan aan 8 van de sterfgevallen; voor sterfgevallen bij verpleeghuisartsen was dit percentage 23, voor sterfgevallen bij huisartsen en specialisten 4. Het ging daarbij in 68 van de gevallen om patiënten van 80 jaar of ouder en in 76 om geheel of gedeeltelijk wilsonbekwame patiënten. In 82 van de gevallen was over de beslissing om niet te behandelen overlegd met de familie; bij verpleeghuisartsen was dit percentage 89. Deze patiënten hadden minder vaak medicatie gekregen die mogelijk levensbekortend werkte dan andere patiënten aan wier overlijden een medische beslissing rond het levenseinde was voorafgegaan.
Conclusie
Beslissingen om af te zien van de toediening van voeding en vocht, met bespoediging van het overlijden als mogelijk gevolg, komen in de verpleeghuispraktijk regelmatig voor en hebben vooral betrekking op wilsonbekwame patiënten. Dergelijke beslissingen worden meestal, maar niet altijd in samenspraak met de familie genomen. Er werden geen aanwijzingen gevonden dat deze beslissingen veel lijden met zich meebrengen voor de patiënt.
Reacties