Samenvatting
Doel
Nagaan in hoeverre de follow-up na melanoomverwijdering in de praktijk overeenkomt met de richtlijnen hiervoor in de eerste herziening van de consensus ‘Melanoom van de huid’.
Opzet
Descriptief, retrospectief.
Methode
Bij 67 patiënten bij wie in september 1993-april 1995 een melanoom werd verwijderd in het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit werden in mei-augustus 1997 gegevens over de eerste 2 jaar follow-up verzameld uit de statussen (n = 42) of via schriftelijke communicatie met de verwijzende en controlerende artsen in andere ziekenhuizen in Nederland (n = 25). De gegevens betroffen de frequentie en de inhoud van routinematige controles door de arts. De 20 artsen die de nacontroles uitvoerden, werden in augustus 1998 met een schriftelijke enquête gevraagd naar de redenen om van de richtlijn af te wijken.
Resultaten
De gemiddelde frequentie van poliklinische controles (lichamelijk onderzoek) was 3-4 maal per jaar; dit kwam vrijwel overeen met de richtlijn. Routinematig werd bij 17 patiënten (25) bloedonderzoek verricht en bij 51 patiënten (76) beeldvormende diagnostiek (röntgenfoto of CT-scan van de thorax, echografie van de lever), in afwijking van de richtlijn. Het niet volgen van de richtlijn kon niet verklaard worden door onbekendheid ermee, het oneens zijn met de inhoud ervan of het bestaan van lokale protocollen. Aanvullende diagnostiek werd vooral gedaan om patiënten gerust te stellen. Tijdens routinecontroles werden geen metastasen en recidieven gevonden, maar bij tussentijdse polikliniekbezoeken wel (bij 8 patiënten).
Conclusie
Het deel van de consensustekst over diagnostiek in de follow-up bij melanoompatiënten werd vaak niet opgevolgd. Omdat overbodige routinediagnostiek waarschijnlijk meer nadelen dan voordelen heeft, lijkt een actievere implementatie van (toekomstige) richtlijnen nodig.
Reacties