Samenvatting
Doel
Onderzoeken wat de accuratesse is van de foetale resus-D(fRhD)-typering die in 2011 werd ingevoerd bij RhD-negatieve zwangeren, en hoe de landelijke implementatie hiervan is verlopen.
Opzet
Descriptief, landelijk onderzoek.
Methode
Het eerste jaar na invoering van de fRhD-typering werd de fRhD-testuitslag van de zwangere vergeleken met de uitslag van de RhD-typering van het kind op het navelstrengbloed.
Resultaten
Van de fRhD-typeringen was 0,05% fout-negatief (9/18.383; 95%-BI: 0,02-0,09) en 0,85% fout-positief (157/18.383; 95%-BI: 0,73-1,00). Bij minder dan 1% van de zwangeren werd onterecht geen fRhD-typering verricht. Voor 96,1% van de zwangere vrouwen werd de antenatale toediening van anti-D-profylaxe geregistreerd. De registratie van postnatale anti-D-toediening was lager (92%), maar na het opvragen van de lokale registratiegegevens bleek dat bij minder dan 2% postnataal geen anti-D was toegediend.
Conclusie
Het percentage fout-negatieve fRhD-typeringen was statistisch significant lager (p < 0,05) dan de kritische grens van 0,25% die vooraf door de Programmacommissie van de ‘Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie’ was vastgesteld. Het percentage fout-positieve fRhD-typeringen was acceptabel en de uitvoering van de fRhD-typering was vrijwel compleet. De routinematige RhD-typering in het navelstrengbloed is daarom per januari 2013 vervallen. Anti-D wordt nu gericht ante- en postnataal toegediend aan RhD-negatieve zwangeren wanneer de fRhD-typering positief is. Hiermee worden circa 10.000 onnodige antenatale anti-D-toedieningen per jaar bespaard. Navelstrengbloedonderzoek wordt alleen nog verricht als bij de bevalling de RhD-bloedgroep van het kind van een RhD-negatieve moeder niet bekend is, bij de geboorte van een meerling met een positieve fRhD-typering en in bepaalde uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld wanneer geen fRhD-typering mogelijk is door een zeldzaam voorkomende genetische variatie.
Reacties