Foetale resus-D-typering toegevoegd aan prenatale screening op infectieziekten en erytrocytenimmunisatie

Onderzoek
C.P.B. (Kitty) van der Ploeg
Hoang J.H.B. Hirschberg
Masja de Haas
Frithjofna Abbink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8315
Abstract

Samenvatting

Doel

Onderzoeken wat de accuratesse is van de foetale resus-D(fRhD)-typering die in 2011 werd ingevoerd bij RhD-negatieve zwangeren, en hoe de landelijke implementatie hiervan is verlopen.

Opzet

Descriptief, landelijk onderzoek.

Methode

Het eerste jaar na invoering van de fRhD-typering werd de fRhD-testuitslag van de zwangere vergeleken met de uitslag van de RhD-typering van het kind op het navelstrengbloed.

Resultaten

Van de fRhD-typeringen was 0,05% fout-negatief (9/18.383; 95%-BI: 0,02-0,09) en 0,85% fout-positief (157/18.383; 95%-BI: 0,73-1,00). Bij minder dan 1% van de zwangeren werd onterecht geen fRhD-typering verricht. Voor 96,1% van de zwangere vrouwen werd de antenatale toediening van anti-D-profylaxe geregistreerd. De registratie van postnatale anti-D-toediening was lager (92%), maar na het opvragen van de lokale registratiegegevens bleek dat bij minder dan 2% postnataal geen anti-D was toegediend.

Conclusie

Het percentage fout-negatieve fRhD-typeringen was statistisch significant lager (p < 0,05) dan de kritische grens van 0,25% die vooraf door de Programmacommissie van de ‘Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie’ was vastgesteld. Het percentage fout-positieve fRhD-typeringen was acceptabel en de uitvoering van de fRhD-typering was vrijwel compleet. De routinematige RhD-typering in het navelstrengbloed is daarom per januari 2013 vervallen. Anti-D wordt nu gericht ante- en postnataal toegediend aan RhD-negatieve zwangeren wanneer de fRhD-typering positief is. Hiermee worden circa 10.000 onnodige antenatale anti-D-toedieningen per jaar bespaard. Navelstrengbloedonderzoek wordt alleen nog verricht als bij de bevalling de RhD-bloedgroep van het kind van een RhD-negatieve moeder niet bekend is, bij de geboorte van een meerling met een positieve fRhD-typering en in bepaalde uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld wanneer geen fRhD-typering mogelijk is door een zeldzaam voorkomende genetische variatie.

Auteursinformatie

TNO, afd. Child Health, Leiden.

Dr. C.P.B. van der Ploeg, epidemioloog.

RIVM, Bilthoven.

Afd. Dienst Vaccinvoorziening en Preventieprogramma’s: ir.drs. H.J.H.B. Hirschberg, coördinator programma-uitvoering PSIE.

Afd. Centrum voor Bevolkingsonderzoek: drs. F. Abbink, programmamanager PSIE.

Sanquin Diagnostiek, afd. Immunohematologie Diagnostiek, Amsterdam.

Dr. M. de Haas, arts (tevens: AMC, Sanquin Research en Landsteiner Laboratorium, Amsterdam).

Contact dr. C.P.B. van der Ploeg (kitty.vanderploeg@tno.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning voor dit artikel: C.P.B. van der Ploeg en M. de Haas ontvingen gelden voor monitoring van het bevolkingsonderzoek ‘Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie’ (PSIE) van het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek.

Auteur Belangenverstrengeling
C.P.B. (Kitty) van der Ploeg ICMJE-formulier
Hoang J.H.B. Hirschberg ICMJE-formulier
Masja de Haas ICMJE-formulier
Frithjofna Abbink ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties