Samenvatting
- Foetale chirurgie, invasieve behandeling van het ongeboren kind, heeft voors en tegens. Foetale chirurgie is behandeling van keus bij een selecte groep patiënten.
- Bij obstructieve uropathie is door tegenvallende resultaten zelden indicatie tot intra-uteriene urinedrainage.
- Bij congenitale hernia diaphragmatica wordt door therapeutische occlusie van de trachea de druk in de luchtwegen vergroot en zo longhypoplasie voorkomen. Dit heeft bij kinderen met een slechte prognose waarschijnlijk een gunstig effect.
- Bij congenitale cystadenomatoïde malformatie van de long en hydrops foetalis wordt met resectie van de aandoening een overleving van 70 bereikt.
- Bij sacrococcygeaal teratoom en hydrops foetalis kan soms door intra-uteriene tumorresectie het leven van de foetus worden gered.
- Bij hoge myelomeningocele leidt intra-uteriene bedekking van het defect tot nu toe niet tot verbetering van de neurologische uitkomst.
- Bij tweelingtransfusiesyndroom is lasercoagulatie van de placentaire anastomosen waarschijnlijk beter dan periodieke amnionvochtreductie.
- De sterfte en de morbiditeit bij de zwangere door foetale chirurgie is laag.
Reacties