Samenvatting
Doel
Analyseren van de landelijke implementatie van de fibronectinetest in de diagnostiek bij dreigende vroeggeboorte en signaleren van mogelijke knelpunten en consequenties van het al dan niet implementeren.
Opzet
Landelijke vragenlijst, retrospectieve cohortstudie en kosten-batencalculatie.
Methode
We benaderden alle ziekenhuizen in Nederland (n = 86) met een vragenlijst over het gebruik van de fibronectinetest. Daarnaast verzamelden we gegevens van vrouwen die met symptomen van dreigende vroeggeboorte werden verwezen naar het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. We onderzochten of de verwezen vrouwen binnen 7 dagen bevielen en of onnodige overplaatsingen voorkómen hadden kunnen worden door implementatie van de fibronectinetest in de verwijzende ziekenhuizen.
Resultaten
De fibronectinetest werd in 34% van de ziekenhuizen gebruikt en 17% was bezig met implementatie. De belangrijkste reden om de fibronectinetest niet te gebruiken was financieel van aard (50%). De cohortstudie omvatte 96 vrouwen die vanuit de tweede lijn verwezen waren. In ons cohort had 36% van de overplaatsingen voorkomen kunnen worden door implementatie van de fibronectinetest in de tweede lijn.
Conclusie
De fibronectinetest kan overbehandeling en onnodige overplaatsing bij dreigende vroeggeboorte fors reduceren, maar de implementatie van de fibronectinetest blijft beperkt. Voor verwijzende ziekenhuizen zijn de kosten van de test een obstakel, terwijl met implementatie onnodig transport, opname en behandeling van zwangere vrouwen wordt voorkómen. Dat geeft een potentiële kostenbesparing van minimaal 1.027.930 euro per jaar. Opname in de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie zou een eerste stap naar brede invoering zijn. De trage implementatie is exemplarisch voor een groter probleem: het huidige vergoedingssysteem stimuleert een dergelijke kostenbesparende innovatie niet.
Reacties