Expectatief beleid versus lisexcisies na 2 opeenvolgende Pap-2-uitstrijkjes: op termijn minder ingrepen en een gelijke uitkomst; geen wezenlijke bijdrage te verwachten van detectie van hoogrisico-humaanpapillomavirus

Onderzoek
R.L.M. Bekkers
A.G.J.M. Hanselaar
W.J.G. Melchers
J.H.M. van Schaik
H. Boonstra
L.F.A.G. Massuger
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:302-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van het aantal ingrepen en de uitkomsten bij patiënten verwezen met 2 opeenvolgende Pap-2-uitstrijkjes die expectatief of agressief werden behandeld, alsmede nagaan of triage door detectie van hoogrisico-humaanpapillomavirus (hr-HPV), waarbij uitsluitend hr-HPV-positieve patiënten verwezen werden, zou leiden tot identificatie van alle patiënten met cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN).

Opzet

Retrospectief vergelijkend onderzoek en retrospectief cohortonderzoek.

Methode

282 patiënten die in 1997/'99 waren verwezen na 2 opeenvolgende Pap-2-uitstrijkjes bij het bevolkingsonderzoek werden geïncludeerd. Patiënten verwezen naar het Universitair Medisch Centrum St Radboud (n = 140; gemiddelde leeftijd: 45 jaar) ondergingen een colposcopie waarbij uitsluitend afwijkingen suggestief voor CIN 3 werden behandeld. Alle andere colposcopische afwijkingen (CIN 2 of minder) waren niet behandeld, maar prospectief gecontroleerd. Patiënten verwezen naar het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (n = 142; gemiddelde leeftijd: 44 jaar) ondergingen colposcopie waarbij iedere colposcopische afwijking (inclusief CIN 2 en minder) direct werd behandeld. Van deze 2 groepen patiënten werden de uiteindelijke cytologische follow-up, het aantal lisexcisies en het aantal patiënten met CIN vergeleken. De gemiddelde follow-upduur was 40 maanden. Bij de eerste groep werd retrospectief tevens het effect van triage door middel van hr-HPV-detectie onderzocht.

Resultaten

Met het expectatieve beleid waren statistisch significant minder lisexcisies verricht: 13 versus 124. Na de follow-upperiode was er geen statistisch significant verschil tussen beide groepen in het aantal patiënten met persisterend Pap 2: 16 (11) versus 12 (8). Triage met hr-HPV-detectie zou alle patiënten met CIN 3 identificeren, 50 van de patiënten met CIN 2, en geen van de patiënten met CIN 1: van de 48 hr-HPV-positieve vrouwen had 1 een CIN-3- en hadden 3 een CIN-2-afwijking; van de overige 92 vrouwen hadden 2 een CIN-1- en 3 een CIN-2-afwijking.

Conclusie

Het expectatieve beleid leidde tot minder ingrepen terwijl het aantal vrouwen met persisterende Pap-2-afwijkingen niet meer was dan bij een agressief beleid. Triage met hr-HPV zou het aantal verwijzingen en colposcopieën kunnen verminderen, maar controle-uitstrijkjes bij vrouwen met of zonder hr-HPV blijven nodig.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Gynaecologie en Obstetrie: R.L.M.Bekkers, assistent-geneeskundige; prof.dr.H.Boonstra en dr.L.F.A.G.Massuger, gynaecologen.

Afd. Pathologie: dr.A.G.J.M.Hanselaar, patholoog.

Afd. Medische Microbiologie: dr.W.J.G.Melchers, moleculair bioloog.

Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, afd. Gynaecologie en Obstetrie, Nijmegen.

J.H.M.van Schaik, gynaecoloog.

Contact R.L.M.Bekkers (r.bekkers@obgyn.umcn.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties