Samenvatting
Doel
Gegevens verkrijgen over de etnische, religieuze en sociaal-culturele diversiteit van eerstejaarsstudenten geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Opzet
Een schriftelijke anonieme enquête.
Methode
Eerstejaarsstudenten geneeskunde kregen in december 2001, tijdens verplicht practicumonderwijs, een enquête voorgelegd. Bij de verwerking werd de indeling van allochtonen van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd. Verder werden gegevens verzameld over moedertaal, beheersing van het Nederlands en van andere talen, religieuze gezindte en opleiding van de ouders.
Resultaten
Van de 308 studenten vulden 277 het formulier in (90): 175 vrouwen en 102 mannen. Van de respondenten was 74 autochtoon, 8 westers allochtoon en 18 niet-westers allochtoon. Allochtone studenten hadden 30 landen van herkomst, het vaakst Suriname (n = 15), en spraken 26 talen. Van de westerse allochtonen zag 70 zichzelf voornamelijk als Nederlander, van de niet-westerse allochtonen zag 65 zichzelf als Nederlander én allochtoon. Vijftien studenten spraken met hun ouders geen Nederlands en gaven zichzelf een statistisch significant lager cijfer (gemiddeld 8,9 op schaal 0-10) voor Nederlands dan de overigen. Van de respondenten rekende 48 zich niet tot een religieuze groepering, 18 was protestant, 15 rooms-katholiek, 7 moslim. Van 60 had tenminste één ouder hoger onderwijs voltooid. Ouders van Turkse en Marokkaanse studenten waren lager opgeleid dan die van de overige groepen.
Reacties