Dames en Heren,
Als gezonde personen zich snel naar een hoogte boven 3500 m boven de zeespiegel begeven, kan zich zogenaamd hoogtelongoedeem (‘high-altitude pulmonary edema’) ontwikkelen. Dat is een potentieel dodelijke vorm van hoogteziekte. Naast hoogte is individuele gevoeligheid een belangrijke risicofactor. Kenmerkend is het beeld van toenemende kortademigheid in rust, tachycardie, geringe stijging van de lichaamstemperatuur tot boven 37,5°C,1 droge, in een later stadium productieve hoest en centrale cyanose. De diagnose kan men stellen als er tenminste 2 van de volgende 4 symptomen worden gevonden: dyspneu in rust, hoesten, verminderde inspanningstolerantie en verhoogde mucusproductie in de luchtwegen; tevens dienen tenminste 2 van de volgende 4 klinische verschijnselen bij lichamelijk onderzoek te worden aangetroffen: crepitaties of piepen over tenminste één longveld, centrale cyanose, tachypneu en tachycardie.2 3
In deze les beschrijven wij de casussen van 3 vrouwen die hoogtelongoedeem kregen tijdens een vakantie op grote hoogte.
Patiënt A…
Ernstige en soms fatale gevolgen van hoogtelongoedeem
Berendsen et al. beschrijven 3 jonge reizigers die hoogtelongoedeem krijgen tijdens een vakantie op grote hoogte, in 2 gevallen met tragische afloop. De auteurs wekken met de opmerking 'het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) adviseert negatief over het meegeven van medicatie aan niet-medici voor de behandeling van hoogtelongoedeem’ de indruk dat het LCR weinig doet om het risico van ernstige gevolgen van hoogteziekte bij reizigers te voorkomen.
Wij willen dit graag nuanceren. De LCR-protocollen bevatten met name preventieve adviezen, die gegeven worden door reizigersadviseurs die in preventie geschoold zijn. Volgens het protocol dient tijdens het reisconsult de preventie van hoogteziekte expliciet te worden besproken met reizigers die naar gebieden hoger gelegen dan 2500 meter reizen. Zo wordt bijvoorbeeld sterk ontraden om meer dan 500 meter per dag te stijgen, dit om een goede acclimatisatie te bereiken.
Tot 2008 werd, wegens angst voor bijwerkingen, slechts bij uitzondering geadviseerd acetazolamide mee te geven. Volgens het in 2008 herziene LCR-protocol is de indicatie hiervoor verbreed: in navolging van internationale ontwikkelingen wordt nu geadviseerd om aan 2 groepen reizigers acetazolamide mee te geven: reizigers met pre-existente aandoeningen die de kans op hoogteziekte verergeren, en reizigers die meer dan 500 meter per dag moeten stijgen.
Daarnaast is in het herziene protocol, ook wegens nieuwe inzichten, de dosering van acetazolamide verlaagd, waardoor bijwerkingen minder voorkomen. Daarbij is door het LCR een uitgebreide folder ontwikkeld om mee te geven aan reizigers, met informatie over de preventie van hoogteziekte, de eerste en alarmsymptomen en met instructies hoe en wanneer acetazolamide te gebruiken. Verder wordt met klem benadrukt dat de reiziger bij de eerste symptomen niet verder moet stijgen, of moet afdalen.
Het is volgens het LCR onwenselijk om door reizigersadviseurs aan reizigers noodmedicatie mee te laten geven die eventueel nodig zou zijn in het geval dat preventieve middelen hebben gefaald. Daarom staat in het protocol ‘het meegeven van andere medicatie [dan acetazolamide] tegen hoogteziekte wordt niet geadviseerd.’ Het LCR-protocol gaat in de toelichting op het protocol echter wel degelijk in op de behandeling van hoogtelongoedeem en -hersenoedeem, waarbij de verschillende behandelingsmogelijkheden voor hoogteziekte met nifedipine, dexamethason (inclusief doseringen) en het gebruik van zuurstof en drukzakken worden beschreven. Hierbij wordt opgemerkt dat voorschrijven van deze middelen aan specialisten dient te zijn voorbehouden. Dit om ondeskundige advisering en voorschrijfgedrag te voorkomen.
Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering
Dr. Gerard Sonder, arts-epidemioloog, bioloog en hoofd Bureau LCR
Ernstige en soms fatale gevolgen van hoogtelongoedeem
Wij hebben met onze opmerking ‘het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) adviseert negatief over het meegeven van medicatie aan niet-medici voor de behandeling van hoogtelongoedeem’ niet de indruk willen wekken dat het LCR weinig doet om de risico’s op ernstige gevolgen van hoogteziekte bij reizigers te voorkomen. Zoals collega Sonder al aangeeft, worden preventieve adviezen en medicatie gegeven aan de reiziger en dat waarderen we zeer. Maar wanneer de reiziger de ziekte niet heeft kunnen voorkomen, ontstaat er een probleem. Ons standpunt inzake het meenemen/meegeven van noodmedicatie anders dan acetazolamide wordt door ons onderbouwd, en wij blijven achter onze mening staan. Het staat het LCR vrij er andere opvattingen over te hebben. Wij laten ons graag uitnodigen voor een gesprek om te beoordelen of we tot meer overeenstemming zouden kunnen komen.
Leids Universitair Medisch Centrum. Leiden
Drs. Remco Berendsen