Samenvatting
Het begrip ‘moeilijk behandelbaar astma’ geeft aan dat het astma onvoldoende onder controle is ondanks het voorschrijven van hoge doseringen astmamedicatie.
Men hanteert de term ‘ernstig astma’ wanneer na uitsluiting of behandeling van eventuele complicerende factoren nog steeds sprake is van astma dat onvoldoende onder controle is; een belangrijke complicerende factor is gebrekkige therapietrouw.
Recente studies hebben zich gericht op het heterogene karakter van astma en op het definiëren van specifieke fenotypes met het doel fenotype-specifieke behandelingen te ontwikkelen
Behandelingsopties voor ernstig astma zijn maar voor een deel evidencebased.
De beslissing om bij ernstig astma een aanvullende therapie te starten hangt af van de individuele patiënt, het astmafenotype en het bijwerkingenprofiel van de behandeling.
Veel van de aanvullende therapieën, zullen eerst onder nauwkeurige controle op proef gegeven moeten worden, zeker wanneer de effectiviteit niet overtuigend wetenschappelijk is bewezen.
Bij ernstig astma snel longfunctiemeting doen!
Bij ernstig astma dient longfunctiemeting tijdens klachten standaard beschikbaar te zijn.
Toutenhoofd en Van der Zee beschrijven aan de hand aan de hand van de recente NVALT richtlijn de diagnostiek en behandeling van ernstig astma. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “ernstig” astma met een ernstige orgaanstoornis en moeilijk te behandelen astma, waarbij het klinisch beeld mede wordt bepaald door hoge klachtenperceptie, problemen met adaptatie aan de aandoening en comorbiditeit. Dit onderscheid is relevant. Bij moeilijk te behandelen astma is immers terughoudendheid met toxische (prednison), belastende (omaluzimab) of experimentele behandelingen gewenst. De term ernstig astma is in dezen wat ongelukkig (internationaal “refractair”: wellicht beter) omdat bij moeilijk te behandelen astma de participatieproblemen, exacerbaties, medische consumptie (medicatie en opnames) en bijwerkingen zeker niet minder ernstig hoeven te zijn. Naar mijn ervaring als longarts in een astmacentrum blijkt het gepresenteerde diagnostisch algoritme geregeld onvoldoende om de twee types te onderscheiden. De diagnostiek bij astma stoelt immers primair op anamnestische gegevens, terwijl de functiemetingen veelal worden verricht buiten de perioden van toegenomen klachten. In onze beroepsgroep is het niet standaard om als er overperceptie zou kunnen spelen de patiënt laagdrempelig terug te bestellen bij toename van klachten en tegelijk longfunctie beschikbaar te hebben (peakflowmeterwaarden zijn vaak vals verlaagd). Hierdoor kan de ernst van de longfunctieverandering onjuist worden ingeschat. Het behandelen van deze patiënten is niet altijd gemakkelijk. Toch verwacht ik dat bij een aantal escalatie van medische consumptie en morbiditeit voorkomen kan worden als bovengenoemde aanpak wel algemeen gangbaar wordt.
A.R.J. (Ton) van Keimpema, longarts, Hilversum