Inleiding
Het herpesvirus dat in 1964 voor het eerst werd waargenomen in gekweekte lymfoblasten van een Burkitt-lymfoom en dat sindsdien de naam van de onderzoekers M.A.Epstein en Y.M.Barr draagt, infecteert bij voorkeur B-lymfocyten.1 Het veroorzaakt daardoor verstoringen van het immunologische systeem, die gepaard kunnen gaan met verschillende lymfoproliferatieve ziektebeelden. Van invloed hierop zijn de leeftijd bij primaire infectie, de hoeveelheid besmettend virus en de kwaliteit van de immunologische afweer. Jonge kinderen zijn al vatbaar voor infectie met weinig virus, maar gewoonlijk verloopt de infectie symptoomloos. Meer virus is nodig om oudere personen te infecteren.2 Omdat het virus in het speeksel wordt uitgescheiden, waarschijnlijk vanuit de speekselklieren, is de infectiekans groot bij intiem mond-op-mondcontact.3 Dan ontstaat bij de helft van de primair besmetten ook ziekte, namelijk infectieuze mononucleosis. Blijkens sero-epidemiologisch onderzoek krijgen bijna alle kinderen in armere landen met een relatief jonge bevolking en een grote infectiedruk reeds…
Reacties