Samenvatting
Doel
Het onderzoeken van de relatie tussen beperkte handvaardigheid en de competentiebeleving bij kinderen met cerebrale parese en het effect van chirurgische behandeling hierop, met de vraag of de competentiebeleving geschikt is als uitkomstmaat voor chirurgische verbetering van handvaardigheid.
Opzet
Prospectief, observationeel onderzoek.
Methode
De Nederlandse versie van de ‘Michigan Hand Outcomes Questionnaire’ (MHQ-DLV) en de ‘Competentiebelevingsschaal voor kinderen met cerebrale parese’ (CBS) werden afgenomen bij 25 kinderen en adolescenten met een spastische hemiparese op basis van cerebrale parese. 10 patiënten werden geopereerd ter verbetering van de handfunctie. Bij deze ‘chirurgische groep’ werden de vragenlijsten 1 jaar of langer na de operatie opnieuw afgenomen.
Resultaten
De ervaren handvaardigheid was laag (gemiddelde MHQ-DLV-score: 63,2; SD: 18,9), evenals de scores voor globale competentie (2,92; SD: 0,84), sociale competenties (2,66; SD: 0,92) en atletische competenties (2,29; SD: 0,79). De mate van ervaren beperking in de handvaardigheid en de competentiebeleving hielden geen verband met elkaar (r = -0,16; p = 0,43). Na de chirurgische reconstructie verbeterde de beleving van de handvaardigheid (gemiddelde toename score: 24; SD: 10,4; p < 0,01); de competentiebeleving verbeterde niet (p = 0,39).
Conclusie
Kinderen met cerebrale parese en een beperkte handvaardigheid hadden een lagere competentiebeleving dan kinderen zonder deze afwijking. Er was geen verband tussen de mate waarin de handvaardigheidsbeleving en de competentiebeleving verlaagd waren. De beleving van de handvaardigheid verbeterde na chirurgie, maar de competentiebeleving niet. Competentiebeleving lijkt niet geschikt als uitkomstmaat voor chirurgische reconstructie van de handvaardigheid.
Reacties