Een verpleeghuisstage voor iedere arts

Een jonge hand die een oude hand vasthoudt
Noortje E.C.M.M. Mies-Ficken
Christel C.A. van Moll
Raymond Koopmans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:D4482
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Zorg voor kwetsbare ouderen moet meer en beter geïntegreerd worden in het basiscurriculum van de geneeskundeopleiding, en artsen in opleiding tot klinisch specialist moeten een korte praktijkstage ouderengeneeskunde in het verpleeghuis volgen. Zo kunnen alle artsen competenties ontwikkelen die voor ouderenzorg van belang zijn, maar die binnen de muren van een ziekenhuis minder goed te verwerven zijn. Hierdoor zal de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn verbeteren en zullen medisch specialisten beter voorbereid zijn op de zorg voor ouderen en meer inzicht hebben in de mogelijkheden binnen verpleeghuizen. Gezien de toenemende zorgvraag, zorgcomplexiteit en multimorbiditeit is dat ook noodzakelijk.

artikel

Door de vergrijzing en de toegenomen levensverwachting zal de vraag naar zorg voor ouderen de komende jaren stijgen.1 Wij vinden dat de zorg voor kwetsbare ouderen meer en beter geïntegreerd moet worden in het basiscurriculum van de geneeskundeopleiding én dat een arts die wordt opgeleid tot een klinisch specialisme dat in contact komt met ouderen, een korte praktijkstage moet volgen bij de ouderengeneeskunde in een verpleeghuis of in een geriatrische revalidatiesetting. Ouderenzorg zal een steeds groter deel uitmaken van de dagelijkse geneeskundige praktijk in zowel de eerste als de tweede lijn. Daarom is het essentieel dat artsen de basiscompetenties voor ouderenzorg beheersen en kennis hebben van het zorglandschap voor ouderen in en buiten het ziekenhuis. In dit artikel doen wij daarom een voorstel om de manier te verbeteren waarop artsen worden opgeleid voor de zorgverlening aan ouderen.

Onbekend maakt onbemind

Ouderenzorg kan meer en beter geïntegreerd worden in de geneeskundeopleiding. Bijvoorbeeld door aan de 8 medische faculteiten een verplicht coschap ouderengeneeskunde in te voeren. Momenteel bieden slechts 3 van de 8 geneeskundeopleidingen – Nijmegen/Radboudumc, Leiden/LUMC en Amsterdam UMC (locatie VUmc) – een verplicht coschap ouderengeneeskunde aan. Bij de 5 overige geneeskundeopleidingen is dit optioneel (zie kader 'Dreigende tekorten specialist ouderengeneeskunde').

Ook kan er in de bachelorfase meer aandacht worden besteed aan ouderenzorg. Dit kan door cursorisch onderwijs, maar ook door een praktijkoriëntatie in de ouderengeneeskunde of via een ‘student meets patients’-programma, zoals aan de Radboud Universiteit gebeurt. Op deze manier kunnen ouderengeneeskundigen ook als enthousiast rolmodel dienen. Zo zal een recent afgestudeerde arts in ieder geval de basiscompetenties van de ouderenzorg beheersen. Als onbekend onbemind maakt, zal meer bekendheid de ouderenzorg naar verwachting meer bemind maken.

Een positieve ontwikkeling is de toegenomen aandacht voor de zorg voor kwetsbare ouderen binnen de medisch-specialistische opleidingen. Zo is het mogelijk om geaccrediteerde onlinecursussen te volgen over kwetsbare ouderen. Ook vormt de zorg voor ouderen binnen sommige specialisaties inmiddels een vast onderdeel van het landelijke opleidingsplan. De opleidingsplannen van neurologen en orthopedisch chirurgen besteden specifiek aandacht aan complexe vraagstukken rondom ouderen.2,3 Het komt aan bod in het cursorisch onderwijs en er wordt op getoetst. In het landelijke opleidingsplan uit 2019 van de Nederlandse Internisten Vereniging is zelfs de ‘Longitudinale leerlijn ouderengeneeskunde’ opgenomen. Doel hiervan is om tijdens de opleiding aandacht te besteden aan de behandeling van kwetsbare ouderen, ongeacht voor welke differentiatie de aios uiteindelijk kiest.4 Een specifiek leerdoel in deze leerlijn is het vergaren van kennis over de beschikbare zorg buiten het ziekenhuis, zoals geriatrische revalidatiezorg, eerstelijnsverblijf, somatische en psychogeriatrische verpleeghuiszorg en ondersteunende thuiszorg (zie kader 'Wie is wie?').

Kennis is nog geen competentie

Ondanks dergelijke initiatieven vinden wij dat er in het onderwijs voor klinisch medisch specialisten nog steeds onvoldoende aandacht is voor de ouderenzorg. Kennis is immers het allerlaagste niveau van een competentie.5 Het gaat er vooral om de opgedane kennis op de juiste wijze in praktijk te brengen.

Specialisten ouderengeneeskunde in opleiding volgen daarom in hun tweede opleidingsjaar een 3 tot 6 maanden durende ziekenhuisstage op de afdeling Interne Geneeskunde, Neurologie of Klinische geriatrie, met als voornaamste doelen dat ze hun medische kennis op dit terrein verdiepen en dat ze kennismaken met de protocollen, mogelijkheden en onmogelijkheden binnen het ziekenhuis.6 Klinisch geriaters in opleiding op hun beurt doen praktijkervaring op door consulten in het verpleeghuis. Daarnaast krijgen zij de mogelijkheid om een keuzestage in het verpleeghuis te doen.7

Een stage buiten het ziekenhuis is echter geen gemeengoed voor andere klinisch specialisten in opleiding. Gezien het feit dat de veroudering leidt tot een toenemende zorgvraag, meer zorgcomplexiteit en meer multimorbiditeit achten wij dit wel wenselijk. Met uitzondering van kinderartsen krijgen de meeste medisch specialisten immers steeds vaker te maken met ouderen of complexe multimorbiditeit. In het visiedocument ‘Medisch Specialist 2025’ wordt gesteld dat in de toekomst behoefte is aan meer breed opgeleide medisch specialisten. Tevens benadrukt dit document dat de opleiding moet plaatsvinden ‘over de grenzen van de individuele specialismen heen’ om de samenwerking en netwerkvorming te bevorderen. De medisch specialist van de toekomst zal continu de afweging moeten maken door wie en waar de zorg het best geleverd kan worden.8 Om hieraan te kunnen voldoen, moet de specialist goed op de hoogte zijn van het zorgnetwerk in en om het ziekenhuis. Aangezien het medische traject van ouderen in het ziekenhuis vaak een vervolg krijgt in het verpleeghuis of op een geriatrische revalidatieafdeling, is kennis van en ervaring met de mogelijkheden en beperkingen van het verpleeghuis onontbeerlijk.

Leren dingen te laten

Ook in het KNMG-rapport ‘Niet alles wat kan, hoeft. Passende zorg in de laatste levensfase’ wordt gesignaleerd dat het in de klinische praktijk moeilijk is om de lessen over communicatie en gedeelde besluitvorming uit de basisopleiding echt toe te passen in de laatste levensfase van een patiënt. Vanaf dag één worden artsen in opleiding meegenomen in een sfeer die gericht is op genezen en beter worden, lees: op diagnosticeren en behandelen.9 De ouderenzorg biedt artsen een unieke kans zich te leren verhouden tot situaties waarin het niet zozeer gaat om doen als wel om laten. In een verpleeghuissetting is doorgaans meer aandacht voor de laatste levensfase.

Natuurlijk worden ook artsen in het ziekenhuis met de dood geconfronteerd. In de praktijk was hier echter lange tijd weinig aandacht voor, omdat artsen in het ziekenhuis meer gericht zijn op genezing. Een korte praktijkstage in het verpleeghuis zou een goede aanvulling zijn op de huidige opleidingen tot klinisch medisch specialist, doordat ze voor een breder perspectief zorgt. Tijdens de stage kan de medisch specialist juist werken aan competenties die in de toekomst in toenemende mate nodig zullen zijn. Zo zal de zorg voor oudere patiënten vooral gericht zijn op het optimaliseren van de kwaliteit van leven.8 Daaraan bijdragen is een van de belangrijkste uitgangspunten van de specialist ouderengeneeskunde.9,10

Andere belangrijke competenties in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde die voor klinisch medisch specialisten relevant zijn, betreffen: een holistische benadering van de patiënt, advance care planning, polyfarmacie en palliatieve zorg.9,10 Zo kan er in het verpleeghuis bijvoorbeeld worden gewerkt aan de zogeheten ‘Entrustable professional activities’ ‘Overdracht en continuïteit van zorg’, ‘Intercollegiale consultvoering’ en ‘Polyfarmacie’.

Een bijkomend voordeel is dat een stage buiten de muren van het ziekenhuis bevorderlijk is voor de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn. Zoals het visiedocument ‘Medisch Specialist 2025’al stelt: ‘Om in de toekomst goed met elkaar samen te werken is het nodig om over de grenzen van de individuele specialismen heen op te leiden.’

Literatuur
  1. 1. Schumacher J, Vergrijzing en toenemende zorg. Kennisplein Zorg voor Beter; geraadpleegd op 10 juli 2019.
  2. 2. NEURON2. Neurologie opleidingsplan Nederland 2. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Neurologie; 2018.
  3. 3. Landelijk opleidingsplan opleiding tot orthopedisch chirurg. ’s-Hertogenbosch: Nederlandse Orthopaedische Vereniging; 2016
  4. 4. Landelijk opleidingsplan Interne Geneeskunde 2019, Deel 2, Bijlage 8, Longitudinale leerlijn ouderengeneeskunde. Utrecht: Nederlandse Internisten Vereniging; 2019.
  5. 5. Miller GE. The assessment of clinical skills/competence/performance. Acad Med. 1990;65:S63-7.
  6. 6. Landelijk opleidingsplan. Utrecht: Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde Nederland; 2016.
  7. 7. Eindtermen en Individualisering Klinische Geriatrie. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie; 2017.
  8. 8. Visiedocument Medisch Specialist 2025. Utrecht: Federatie Medisch Specialisten; 2017.
  9. 9. Niet alles wat kan, hoeft. Utrecht: KNMG, Stuurgroep Passende zorg in de laatste levensfase: 2015.
  10. 10. Beroepsprofiel en competenties specialist ouderengeneeskunde. Utrecht: Verenso; 2012.
  11. 11. Capaciteitsplan 2016, Deelrapport 5, Specialist Ouderengeneeskunde. Utrecht: Capaciteitsorgaan; 2016.
  12. 12. Specialist ouderengeneeskunde: gat in én op de markt? Utrecht: Verenso; 2019.
  13. 13. Cijfers beschikbaar gesteld door Nederlandse Internisten Vereniging.
  14. 14. Cijfers beschikbaar gesteld door Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie.
  15. 15. Nieuw opleidingsplan (incl. opleidingseisen) differentiatie ouderengeneeskunde 2017-2022, Sectie Ouderengeneeskunde NIV. Geraadpleegd op 17 september 2019.
  16.  
Auteursinformatie

Radboudumc, afd. Ouderengeneeskunde, Nijmegen: drs. E.C.M.M. Mies-Ficken, specialist ouderengeneeskunde; UMC Utrecht, afd. Interne Geneeskunde, Utrecht: drs. C.C.A. van Moll, internist ouderengeneeskunde in opleiding; Radboudumc, afd. Eerstelijnsgeneeskunde en Stichting de Waalboog, Nijmegen: prof.dr. R. Koopmans, specialist ouderengeneeskunde.

Contact E.C.M.M. Mies-Ficken (noortje.mies@gmail.com)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Noortje E.C.M.M. Mies-Ficken ICMJE-formulier
Christel C.A. van Moll ICMJE-formulier
Raymond Koopmans ICMJE-formulier
Informatiekader
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties