Samenvatting
De effectiviteit van een röntgenfoto van de schedel bij patiënten met trauma capitis staat ter discussie, omdat de waarde van dit onderzoek voor het voorspellen van een intracranieel hematoom zeer gering is.
In dit onderzoek werden de aanwezigheid van een schedelfractuur en het optreden van een intracranieel hematoom bij 1218 patiënten van 16 jaar en ouder met een trauma capitis onderzocht. Patiënten werden op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek in drie risicogroepen ingedeeld. De klein-risicogroep bevatte patiënten die geen symtomen hadden, slechts een schaafwond aan het hoofd hadden of klaagden over hoofdpijn. De matig-risicogroep bevatte patiënten met verschijnselen zoals kortdurende bewusteloosheid, posttraumatische amnesie en (of) alcoholintoxicatie. De patiënten in de groot-risicogroep hadden duidelijke neurologische verschijnselen zoals verminderd bewustzijn of focale verschijnselen.
Er werden geen intracraniële hematomen waargenomen in de klein-risicogroep (n = 752). De schedelfoto had hier dus geen betekenis. In de matig-risicogroep (n = 408) trad bij 2 patiënten een intracranieel hematoom op, van wie er 1 een schedelfractuur had. Een normale röntgenfoto sloot een intracranieel hematoom niet uit en gaf daarmee in deze groep geen volledige zekerheid. In de groot-risicogroep (n = 58) was de kans op het ontstaan van een intracranieel hematoom het grootst (n = 17), zowel in aan- als in afwezigheid van een fractuur, respectievelijk bij 8 en bij 9 patiënten.
De CT-scan is het meest geschikte middel om een intracraniële complicatie op te sporen. Aangezien deze methode te duur is om routinematig bij grote aantallen patiënten toe te passen, is het wenselijk klinische risicofactoren wat betreft het ontstaan van een posttraumatisch intracranieel hematoom beter te definiëren.
Reacties