Zie ook de artikelen op bl. 2305, 2307, 2323, 2327 en 2338.
Het maken van uitstrijkjes voor het opsporen van (pre-) neoplastische en infectieuze afwijkingen van de baarmoederhals is gemeengoed geworden. Zo werden in Nederland in 1991 ruim 900.000 strijkjes beoordeeld. Zowel de vrouw bij wie dit onderzoek is verricht als haar arts verwacht dat de uitkomst van deze diagnostische test de toestand van de cervix betrouwbaar weerspiegelt. Dat dit niet altijd het geval is, toont de volgende ziektegeschiedenis.1
Patiënt A, een 24 jaar oude vrouw, bezoekt haar huisarts wegens contactbloedingen. Deze maakt een cervixuitstrijkje, waarbij het cytodiagnostisch laboratorium als diagnose ‘Pap-klasse II’ afgeeft. Na enkele maanden bestaan de klachten echter nog steeds. Weer wordt er een uitstrijkje gemaakt, met hetzelfde resultaat. Nogmaals wordt patiënte gerustgesteld. Als de klachten de daaropvolgende 2 jaar toenemen en ook de derde uitstrijk weer de diagnose ‘Pap-klasse II’ oplevert, verzoekt zij om…
Reacties