Dames en Heren,
Als deskundig en onpartijdig geacht cardioloog werd mijn advies gevraagd met betrekking tot een klacht van een 64-jarige vrouw aan het adres van één van onze academische ziekenhuizen. Deze klacht en mijn oordeel daarover leg ik aan u voor, omdat ik het aannemelijk acht dat de problematiek die tot de klacht heeft geleid als een noodsignaal opgevat kan worden die de gehele Nederlandse gezondheidszorg aangaat.
Patiënt A was een 64-jarige vrouw die in het najaar van 1990 aan een electieve pacemaker-vervanging toe was. Uit de anamnese blijkt dat zij in 1954, dus op 26-jarige leeftijd, een strumectomie onderging. In 1960 zou zij rechts een trombosebeen hebben gehad. In 1963 werd bij haar een geïsoleerde mitralisstenose vastgesteld, later – in 1971 – gecompliceerd door emfyseem en chronische bronchitis. In 1972 kreeg zij vermoedelijk als gevolg van de mitralisstenose en atriumfibrilleren een cerebrale embolie, waarvan zij vrijwel restloos herstelde…
Reacties