artikel
Dames en Heren,
Het verrichten van echografisch onderzoek is allang niet meer voorbehouden aan de radioloog. Voor vele specialismen, waaronder de cardiologie, de urologie en de gynaecologie, is echografisch onderzoek een steeds relevanter onderdeel van de praktijkuitoefening.
Echografisch onderzoek van de longen is veel lastiger dan van andere structuren, aangezien de longen per definitie veel lucht bevatten. Het onderzoek van de longen beperkt zich daarom vooral tot de pleura, alhoewel met dit onderzoek ook informatie over de longen zelf te verkrijgen is. Echografisch onderzoek van de longen kan worden ingezet om een vochtcollectie te lokaliseren en eventueel aan te prikken, maar ook om nader onderzoek te doen bij de acuut kortademige patiënt.1
In deze les presenteren wij de casussen van 2 patiënten bij wie echografisch onderzoek van de longen ons hielp bij het vinden van de oorzaak van acute kortademigheid. Dat beiden beademd werden, maakt voor het illustreren van de principes van echografie van de longen niet uit.
Patiënt A, een 63-jarige vrouw, werd beademd na een whipple-procedure (partiële, pylorussparende pancreaticoduodenectomie). Wegens complicaties – waaronder pancreassaplekkage en een dunnedarmperforatie – was er ‘acute respiratory distress syndrome’ en gegeneraliseerd oedeem ontstaan. Patiënte maakte eerder tijdens deze intensivecareopname ziekenhuisopname al een pneumothorax door, waarvoor aan de rechter zijde een thoraxdrain was geplaatst. Deze was nog steeds aanwezig.
Tijdens de beademing viel op dat het ademminuutvolume in korte tijd afnam en dat de zuurstofverzadiging daalde. Bij auscultatie werd beiderzijds verscherpt ademgeruis gehoord; doorspuiten van de thoraxdrain leverde geen verbetering op. Een röntgenfoto van de thorax toonde geen duidelijke afwijkingen, behalve de aanwezige thoraxdrain en wat subcutaan emfyseem.
Aangezien de situatie niet verbeterde, werd echografisch onderzoek en CT-scan van de longen verricht. Echografie toonde links geen afwijkingen (filmpje 1), maar aan de rechter zijde werd het beeld gezien van een long die niet beademd werd (geen ‘lung sliding’ (zie verder) en een positief stratosfeerteken, zie verder; filmpje 2). Bij CT-scan bleek er in de rechter long sprake te zijn van een grote pneumothorax aan de ventrale zijde (zie figuur 1). Bij het plaatsen van een tweede thoraxdrain werd een overdruk geconstateerd; er bleek dus sprake van een spanningspneumothorax. Na deze ingreep waren de beademingsproblemen opgeheven.
Filmpje 1.
Filmpje 2.
Patiënt B, een 75-jarige man, werd beademd na een laparotomie wegens een geruptureerd abdominaal aneurysma. Na het plaatsen van een stent in de A. mesenterica superior werd patiënt behandeld met therapeutische doses nadroparine. Enige dagen na het plaatsen van een tracheostoma (om het ontwennen van de beademing te vergemakkelijken) constateerden wij ernstige dalingen van de zuurstofverzadiging in het bloed tot 60%.
Vanwege verdenking op sputumstase werd een bronchiaal toilet verricht met slechts gering resultaat. Bij auscultatie van de longen werd beiderzijds ademgeruis met enkele ronchi gehoord. Een röntgenfoto van de thorax toonde geen afwijkingen. Bij echografisch onderzoek vonden wij rechts een niet-afwijkend beeld met ‘lung sliding’ en links afwijkingen die verdacht waren voor een long die niet-beademd werd, vanwege beperkte ‘lung sliding’.
Er werd nogmaals een röntgenfoto van de thorax gemaakt, die nu het beeld van atelectase van de linker long toonde (zie figuur 2). Bij een spoedbronchoscopie werd uit de linker hoofdbronchus een bloedstolsel van 6 cm verwijderd (zie figuur 3). Hierna herstelde de zuurstofsaturatie in het bloed.
Beschouwing
Echografisch onderzoek van de long heeft vele voordelen boven het gebruikelijke onderzoek van de longen middels röntgendiagnostiek of CT-scan. Het echografische onderzoek kan direct worden verricht en het kan ook op ieder willekeurig moment herhaald worden. Verder is het in tegenstelling tot de andere onderzoeken een dynamisch onderzoek. Tenslotte zijn de basisprincipes van dit onderzoek in relatief korte tijd aan te leren.
Natuurlijk heeft echografie van de longen ook beperkingen in vergelijking met gebruikelijk onderzoek. Zo geeft het geen inzicht in de hart-longverhouding, in de positie van intravasculaire katheters en de beademingstube of in eventuele anatomische afwijkingen, die in de long gelegen zijn.
Technische basisprincipes
Bij echografie van de longen worden vooral de pleura en de ruimte daar vlak onder onderzocht. De meeste gangbare transducers zijn hiertoe in staat, maar de beste beelden worden verkregen met een transducer met een redelijk hoge frequentie (8-13 MHz). Hiermee kunnen structuren die tussen 1-6 cm vanaf de thoraxwand zijn gelegen goed worden weergeven.
Voor een gestructureerd onderzoek van de longen worden beide zijden van de thorax in 3 zones verdeeld: (a) een aan de voorzijde gelegen zone; (b) een subaxillair gelegen zone en (c) een dorsaal gelegen zone (iets boven het diafragma). In al deze 3 zones worden 2 scans gemaakt, bovenin en onderin. Het totale onderzoek kan binnen 5 min afgerond zijn. Het merendeel ervan kan geschieden bij de patiënt in liggende of in halfzittende houding. Een bijkomend voordeel is, dat het onderzoek op de afdeling kan geschieden en dat de patiënt nauwelijks van houding hoeft te veranderen.
Het ‘normale’ echobeeld
Allereerst is het van belang om een ‘normaal’ standaard-echobeeld te maken. Dit bestaat uit de afbeelding van 2 zwarte schaduwen, veroorzaakt door 2 ribben, met 0,5 cm daaronder gelegen de witte lijn van de pleura. Dit karakteristieke beeld wordt wel het vleermuisteken (‘bat sign’) genoemd (zie figuur 4).1
A-lijnen Onder de witte pleuralijnen worden meestal A-lijnen gezien. Dit zijn drogbeelden, veroorzaakt door reflecties van de pleuralijn ten opzichte van de huid en zij bevinden zich dan ook op die afstand van elkaar (figuur 5). De aanwezigheid van A-lijnen is een gangbare bevinding.
B-lijnen De B-lijnen zijn lijnen die ontstaan aan de pleura. Zij hebben 7 kenmerken: (a) een komeetachtig voorkomen; (b) ontstaan aan de pleura; (c) echodens; (d) goed afgrensbaar; (e) doorlopend tot aan het einde van het echobeeld; (f) meebewegend met de ‘lung sliding’ van de ademhaling en (g) veroorzaakt door de aanwezigheid van 2 elementen die sterk verschillen in hun echografische eigenschappen, namelijk: lucht en water (zie figuur 6 en filmpje 3 op www.ntvg.nl).1
Waarschijnlijk ontstaan B-lijnen door de aanwezigheid van vocht ter hoogte van de interlobaire septa, die worden omringd door met lucht gevulde alveoli. Meer dan 3 B-lijnen in 1 intercostale ruimte beschouwt men als bewijzend voor lokaal longoedeem.
‘Lung sliding’ ‘Lung sliding’ is een fysiologisch verschijnsel; dit is een beweging in het ritme van de ademhaling, veroorzaakt door het glijden van de viscerale pleura langs de pariëtale. Bij ‘M-mode’-scanning (‘motion-mode’; dat is een serie van opnamen in de tijd) wordt hierbij een karakteristiek beeld gezien, dat lijkt op een zee met een strand. Dit zogenaamde ‘seashore sign’ wordt veroorzaakt door de reflecties van de pleura (de A-lijnen), waarvan het beeld eronder ten gevolge van ‘lung sliding’ een verstoring vertoont (zie figuur 7a).
Het afwijkende echobeeld
Afwezigheid van ‘lung sliding’ Indien geen ‘lung sliding’ wordt gevonden, dan komt dit doordat de pleura visceralis niet meer langs de pleura pariëtalis beweegt. Hiervoor zijn meerdere oorzaken mogelijk: (a) de pleurabladen liggen niet meer tegen elkaar aan, bijvoorbeeld bij een pneumothorax of na pneumonectomie; (b) de pleurabladen zitten aan elkaar vast (adhesies); (c) er is sprake van atelectase of (d) er is sprake van apneu.
Indien er geen ‘lung sliding’ wordt gevonden, maar er zijn wel A-lijnen aanwezig, dan is een van de belangrijkste ziektebeelden die men dient uit te sluiten de pneumothorax. De pneumothorax wordt definitief bevestigd door het vinden van het punt waar de pleura visceralis nog net tegen de pleura parietalis aan ligt (‘lung point’). Bij ‘M-mode’-scanning van een pneumothorax wordt een karakteristiek beeld gezien: het stratosfeerteken (figuur 7b). Aangezien de longbladen niet meer bewegen ten opzichte van elkaar, ontbreekt het beeld van ‘het strand’.
PLAPS Het beeld van een ‘posterolateraal alveolair pleurasyndroom’ (PLAPS) wordt regelmatig gevonden. Hierbij is sprake van pleuravocht, zichtbaar net voorbij de pleura als een zwarte schaduw, met daarbij vaak optredende longatelectase; zichtbaar als een stuk long met verhoogde dichtheid. Bovendien, is bij een patiënt aan de beademing goed te zien hoe de long verplaatst en opgeblazen wordt (zie figuur 8 en filmpje 3).
Filmpje 3.
Epicrise
Patiënt A Echografisch onderzoek van de longen is een belangrijke aanvulling op de bestaande diagnostiek en heeft veel voordelen. Bij patiënt A constateerden wij middels echografie een pneumothorax, terwijl röntgendiagnostiek van de thorax hier geen aanwijzingen voor gaf. Uit CT-onderzoek bleek uiteindelijk dat er sprake was van een ventraal gelokaliseerde pneumothorax, met de gecollabeerde long uitgestrekt over de dorsale zijde van de borstkas; door de voorachterwaartse stralengang bij de röntgenfoto ontstond door overprojectie toch het beeld van een aanwezige long aan die zijde. De CT-scan leverde het definitieve bewijs, maar dit onderzoek is veel lastiger te verrichten. Indien de toestand van patiënte snel achteruit zou zijn gegaan, zouden wij op basis van het echografisch onderzoek een tweede thoraxdrain aangebracht hebben.
Patiënt B Studies van Lichtenstein et al. bevestigden dat echografie een structurele rol kan hebben bij het vermoeden van een pneumothorax en sensitiever en specifieker is dan een röntgendiagnostiek van de thorax.2,3 Bij patiënt B was eveneens een röntgenfoto van de thorax zonder afwijkingen. Door de afwezigheid van ‘lung sliding’ aan de linker zijde konden wij middels echografie van de longen toch aantonen dat die long niet beademd werd. De bronchoscopie bevestigde ons vermoeden van een obstructie in de grote luchtwegen.
Lichtenstein et al. ontwikkelden op basis van hun ervaringen een protocol voor het onderzoek van de longen bij een kortademige patiënt; het zogenaamde ‘bedside lung ultrasound in emergency’(BLUE)-protocol,4 waarmee men door het benoemen van een aantal aspecten van het longonderzoek snel een accurate diagnose kan stellen.
Dames en Heren, echografisch onderzoek van de longen leidde bij de 2 beschreven patiënten tot het snel ondersteunen van de vermoedelijke diagnose. Het echografisch onderzoek van de longen is in een korte tijd aan te leren. Wij verwachten dat dit onderzoek een vaste plaats in het curriculum van vele medische professionals zal krijgen. Het is belangrijk dat de benodigde competenties vastgesteld worden. Dit kan het best geschieden in nauwe samenwerking met radiologen en longartsen.
Literatuur
Barillari A, Fioretti M. Lung ultrasound: a new tool for the emergency physician. Intern Emerg Med. 2010;5:335-40.Medline
Lichtenstein DA, Meziere G, Lascols N, et al. Ultrasound diagnosis of occult pneumothorax. Crit Care Med. 2005;33:1231-8 Medline. doi:10.1097/01.CCM.0000164542.86954.B4
Lichtenstein DA, Menu Y. A bedside ultrasound sign ruling out pneumothorax in the critically ill. Lung sliding. Chest. 1995;108:1345-8 Medline. doi:10.1378/chest.108.5.1345
Lichtenstein DA, Meziere GA. Relevance of lung ultrasound in the diagnosis of acute respiratory failure: the BLUE protocol. Chest. 2008;134:117-25 Medline. doi:10.1378/chest.07-2800
Reacties