Samenvatting
- Met voorbeelden ontleend aan een longitudinaal onderzoek bij circa 300 tieners (‘Amsterdams groei- en gezondheidsonderzoek’) kunnen storende effecten in longitudinaal onderzoek worden geïllustreerd die de werkelijke leeftijdstrends kunnen hebben verstoord.
- Door een complexere longitudinale opzet te kiezen (gebruikmaking van meerdere geboortecohorten en een extra controlegroep die niet longitudinaal is gemeten), kan men mogelijke storende effecten opsporen.
- Een probleem met de longitudinale opzet vormen de uitvallers: door over de periode vóór de uitval de waarnemingen bij de uitvallers te vergelijken met die bij de blijvers in dezelfde periode kan men selectieve uitval op het spoor komen.
- Bij een multipele longitudinale opzet met elkaar overlappende cohorten moet men rekening houden met kop-staarteffecten: de betrouwbaarste gegevens vindt men in het middengebied met de meeste overlapping.
- Met interperiodecorrelaties kan men de stabiliteit en de nauwkeurigheid van de metingen bepalen.
Reacties