Samenvatting
- Subgroepanalysen kunnen informatief zijn, vooral voor de arts die zijn of haar behandeling zo goed mogelijk wil afstemmen op de individuele patiënt.
- Subgroepanalysen kunnen echter eveneens misleidend zijn.
- De sterkte van het bewijs voor subgroepeffecten wordt medebepaald door de vraag of er vooraf hypothesen zijn geformuleerd, of er rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van meervoudig toetsen en of er sprake is van biologische plausibiliteit.
- Met deze richtlijnen kan de lezer bij de interpretatie van gepresenteerde subgroepeffecten bepalen of ze van klinisch belang zijn, of dat de algemene onderzoeksresultaten een betere schatting geven van het te verwachten effect van therapie.
Reacties