artikel
Doodgaan is vaak een beetje morsig en nogal eens maken dokters die morsigheid alleen maar erger.
Soms droom ik er nog wel eens van. Lang geleden, voordat het woord palliatieve sedatie was uitgevonden en er al helemaal geen palliatieve teams waren, modderde ik met meneer B. Heel benauwd door de longkanker en heel bang om dood te gaan. Euthanasie dat wilde hij niet, maar slapen wel. De steeds maar toenemende dosis morfine hield hem wel suf en een beetje slaperig, maar hij werd tot schrik van de familie steeds zeer onrustig wakker. Radeloos haalde ik steeds nieuwe ampullen morfine bij de apotheek. Het begrip ‘terminaal delier’ was me onbekend. Wat was ik blij toen hij na dagen uiteindelijk overleed. Zo’n morsig beeld zullen veel artsen wel ergens hebben.
Verontrustend vind ik het dat ook jongere dokters nog steeds vast lopen in een terminaal moeras, zoals u deze week in onze klinische les kunt lezen (A3696, bl. 114). Klem tussen eigen verwachtingen, druk van patiënt en familie en Magere Hein die niet van opschieten weet. De kennis over adequate terminale zorg is in 25 jaar tijd flink toegenomen, er is een prima richtlijn palliatieve sedatie en toch morsen dokters nog volop. Technisch gaat het verkeerd, er is verkeerde communicatie tussen artsen of dokters praten niet met familie.
Drie voorbeelden van de afgelopen maanden hoe het niet moet:
‘Het duurde wel lang voor hij doodging. Hij is wel een beetje geholpen, hoor, ze hebben de morfinepomp wat hoger gezet’, vertelt een dochter over het overlijden van haar oude vader in het ziekenhuis. ‘Alsof je daardoor doodgaat’, denk ik, maar ik houd dat wijselijk voor me.
‘Wil je bij meneer J. een palliatieve sedatie doen? De familie kan het niet meer aan’, vraagt een specialist. Ik weet zelfs nog niet dat meneer J. met hartfalen een refractair probleem heeft, laat staan dat dit zou moeten leiden tot spoedig ingrijpen.
Tijdens een dienst vind ik een 92-jarige dame met een coloncarcinoom stervend in bed, waarbij blijkbaar met de familie nog nooit over doodgaan is gesproken. Of ik haar nog maar wil laten opnemen.
Geneeskunde gaat voor een belangrijk deel over doodgaan. Hein komt áltijd. Fouten in de begeleiding kun je in die laatste fase nauwelijks meer herstellen, daarvoor ontbreekt eenvoudig de tijd. Het is hoog tijd voor minder morsigheid. De enige manier om die zoveel mogelijk te beperken is vergaren van kennis en denken in scenario’s. ‘Wat moeten we doen als …?’ Als u die scenario’s nu met patiënt en familie bespreekt en vastlegt dan scheelt dat een hoop gedoe voor de patiënt en de familie. Bovendien heeft u zelf later ook minder nare dromen.
Reacties