Diagnostiek van maligne pleuramesothelioom en asbestose

Klinische praktijk
T.R.J. Schermer
A.L. Cox
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:2354-60
Abstract

Samenvatting

- De incidentie van het maligne mesothelioom, het belangrijkste gevolg van asbestblootstelling, zal de komende decennia in Nederland aanzienlijk toenemen. De komende 35 jaar zullen circa 20.000 mensen sterven aan maligne mesothelioom.

- De diagnostiek van maligne pleuramesothelioom berust in de praktijk bij circa 80 van de patiënten op weefselonderzoek, bij 15 op cytologisch onderzoek en bij 6 op ander onderzoek, bijvoorbeeld hogeresolutiecomputertomografie (HRCT).

- Door combinatie van de verschillende niet-invasieve methoden (anamnese, lichamelijk onderzoek, röntgen-, HRCT- en longfunctieonderzoek) wordt bij 5 van de onderzochte patiënten de diagnose ‘asbestose’ ten onrechte gesteld.

- Bij het toekennen van financiële compensatie aan patiënten met maligne mesothelioom en asbestose speelt een rol dat er internationaal verschillende visies bestaan omtrent de criteria waarop de diagnose zou moeten berusten. Bij mesothelioom staan cytologisch en histologisch onderzoek voorop. Voor asbestose stelt de Gezondheidsraad HRCT centraal, eventueel aangevuld met histologisch onderzoek, asbestblootstelling in de voorgeschiedenis en longfunctiestoornissen. Bij mesothelioom staan cytologisch en histologisch onderzoek voorop.

Auteursinformatie

Katholieke Universiteit, afd. Huisartsgeneeskunde, Sociale Geneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

T.R.J.Schermer, epidemioloog.

Academisch Ziekenhuis, afd. Longziekten, Nijmegen.

Dr.A.L.Cox, longarts.

Contact T.R.J.Schermer (t.schermer@hsv.kun.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties