Samenvatting
Bij 33 kinderen werd echografie verricht omdat bij hen de diagnose hypertrofische pylorusstenose overwogen werd. De diagnose werd gesteld bij een doorsnede van de pylorus van ≥ 15 mm en (of) een pylorusspierdikte van ≥ 4 mm en (of) een pyloruslengte van ≥ 20 mm. Bij drie kinderen lukte het niet de pylorus in beeld te brengen. Er waren geen fout-positieve, maar wel twee fout-negatieve uitslagen. De conclusie is dat indien nadere diagnostiek bij vermoeden van hypertrofische pylorusstenose noodzakelijk is, echografie in de eerste plaats in aanmerking komt. Het is een snelle, betrouwbare en onschadelijke methode. Het aantal röntgenonderzoeken van de maag bij zuigelingen kan daardoor sterk verminderen.
Reacties