Diagnostiek en behandeling van cysteuze echinokokkose (infectie met Echinococcus granulosus)

Klinische praktijk
H.G. Schipper
P.A. Kager
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:984-9
Abstract
Download PDF

Samenvatting

– Cysteuze echinokokkose is de ziekte die bij de mens kan ontstaan na orale opname van eitjes van de hondenlintworm, Echinococcus granulosus. De cysten worden vooral in de lever, maar ook in de long aangetroffen.

– De diagnose ‘echinokokkose’ is gebaseerd op de anamnese, op het lichamelijk onderzoek, op de bevindingen bij echografie en CT en op serologisch onderzoek; de diagnose wordt bevestigd door parasitologisch onderzoek van cystevocht.

– De behandeling bestond tot ongeveer 15 jaar geleden uit operatie. Nadien zijn behandeling met aanvankelijk mebendazol, later met albendazol of met percutane drainage (punctie, aspiratie, injectie van een scolicide middel, reaspiratie (PAIR)), of met combinaties hiervan, geaccepteerde therapieën geworden.

– De gemelde succespercentages van de PAIR-methode zijn hoog, de recidiefpercentages zijn laag en het aantal complicaties is gering. Vanwege de korte follow-upperiode is een goede evaluatie evenwel nog niet mogelijk.

– Ter voorkoming van lekkage wordt bij de PAIR-methode een transhepatische punctie onder continue echo- of CT-geleide geadviseerd; ter vermijding van recidieven raadt men 1 week voorbehandeling en 1-4 weken nabehandeling met albendazol aan.

– De resultaten van albendazolmonotherapie zijn slecht voorspelbaar en vertonen een grote spreiding (succes: 30-88 (mediaan: 71); falen: 22-32 (mediaan: 25); recidief: 9,5-31 (mediaan: 16)).

– Zowel na albendazoltherapie als na de PAIR-ingreep is langdurige nacontrole nodig om regressie van de cysten te volgen en recidieven op te sporen. Het is niet duidelijk welke therapie de beste is.

artikel

Zie ook het artikel op bl. 1007.

Echinokokkose is de infectie met de larve van de hondenlintworm Echinococcus granulosus of de vossenlintworm E. multilocularis. In Zuid-Amerika komen – zij het zelden – infecties voor met andere echinokokken, E. vogeli en E. oligarthrus (de lintwormen van (jacht)honden respectievelijk jaguar en poema).1 Infectie met de larve van E. granulosus komt bij de mens wereldwijd voor (cysteuze echinokokkose). Autochtone gevallen doen zich in Nederland vrijwel niet meer voor sinds de uitgebreide keuring van vee na het slachten. De parasiet circuleert wel in de veestapel en veroorzaakt incidenteel ziekte bij de mens, zoals onder meer in dit tijdschrift werd beschreven.2-4 Infectie met E. multilocularis (zogenaamde alveolaire echinokokkose) wordt in Nederland vrijwel nooit gezien. Deze ziekte staat elders in dit tijdschriftnummer beschreven,5 maar blijft hier buiten beschouwing.

Levenscyclus van de parasiet

De hond is de definitieve gastheer van E. granulosus; bij de hond ontstaat de lintworm in de dunne darm (figuur 1). De tussengastheer, meestal het schaap en soms ander vee, wordt feco-oraal besmet met Echinococcus-eieren die met de ontlasting van een besmette hond in het milieu terecht zijn gekomen. In de darm van de tussengastheer komt uit het ei de zogenaamde oncosfeer vrij. Deze migreert door de darmwand heen en ontwikkelt zich in inwendige organen – meestal de lever, maar ook de longen – tot een expansief groeiende blaasworm. Aan de binnenzijde van deze cysteuze blaasworm bevindt zich het zogenaamde broedkapsel, waar de infectieuze larvale stadia (protoscolices) ontstaan. De tussengastheer vormt rondom de blaasworm een bindweefselkapsel; dit geheel wordt Echinococcus-cyste genoemd.1 De hond raakt geïnfecteerd door het eten van besmet slachtafval, waarmee de cyclus gesloten is. De protoscolices groeien in de darm van de hond uit tot een volwassen lintworm (die overigens slechts enkele mm lang is). De mens is een toevallige tussengastheer.

Echinokokkose wordt in Nederland vrijwel uitsluitend aangetroffen bij Turken en Marokkanen die in hun vaderland zijn opgegroeid, zelden bij Nederlanders die in een gebied hebben gewoond waar de ziekte endemisch is.26 Omdat registratie van echinokokkose in Nederland ontbreekt, is de incidentie onbekend. Door middel van serologisch onderzoek werden in de jaren 1987-1991 per jaar 29-44 nieuwe patiënten gevonden.3 Om de ervaring met diagnostiek en behandeling van echinokokkose te bundelen en onderzoek op dit gebied te stimuleren werd de Nederlandse Echinococcose Werkgroep opgericht.

In dit artikel geven wij een overzicht van recente ontwikkelingen in de diagnostiek en behandeling. Inmiddels hebben wij een prospectief multicentrisch onderzoek gestart waarin twee behandelingen met elkaar worden vergeleken (zie verder).

Diagnostiek

De diagnose ‘Echinococcus-cyste’ berust op 3 pijlers: (a) anamnese en lichamelijk onderzoek, (b) beeldvormend en (c) serologisch onderzoek. Parasitologisch onderzoek van cystevocht of -weefsel bevestigt de diagnose.

Anamnese, klachten en lichamelijk onderzoek

De mens wordt meestal op de kinderleeftijd feco-oraal besmet door contact met honden en hun uitwerpselen. De ziekte komt vrijwel uitsluitend voor bij mensen die zijn opgegroeid in een gebied waar de ziekte endemisch is, soms bij mensen die daar lange tijd hebben gewoond. De kans dat toeristen in zo'n gebied besmet raken, is klein. Omdat de cysten langzaam groeien (1 à 2 cm diameter per jaar), duurt het vaak lang voordat er klachten ontstaan – tenzij de lokalisatie vroeg secundaire verschijnselen geeft, zoals neurologische uitval of epilepsie bij lokalisatie in het centrale zenuwstelsel. Soms worden Echinococcus-cysten toevallig ontdekt bij beeldvormend onderzoek, bij onderzoek van icterus of onbegrepen eosinofilie, of bij operatie. De klachten worden veroorzaakt door de massawerking van de cyste. Frequente klachten zijn pijn in de bovenbuik, slechte eetlust, een opgezette buik, een vergrote lever of een door de patiënt zelf ontdekte weerstand in de buik. Soms komen allergische reacties als urticaria en astma-achtige klachten voor. De ernstigste complicaties zijn een acute overgevoeligheidsreactie na traumatische of spontane cysteruptuur en een bacteriële infectie van de cyste. Levercysten kunnen door afsluiting van galwegen en bloedvaten de oorzaak zijn van obstructie-icterus, cholangitis en portale hypertensie. Bij lichamelijk onderzoek kan soms een massa worden gevoeld.

Beeldvormend onderzoek

Kenmerken van Echinococcus-cysten bij echografie en CT zijn: een ronde of ovale hypodense afwijking, een dubbele membraan en boogvormige verkalkingen (in de wand van de cyste). Gharbi et al. beschreven 5 echografisch verschillende typen Echinococcus-cysten, die waarschijnlijk de verschillende stadia van het natuurlijk beloop bij onbehandelde patiënten weergeven.7 Type 1 is zuiver cysteus, bevat helder vocht en het zogenaamde hydatidenzand (de protoscolices) en heeft lokale wandverdikkingen. Type 2 heeft bovendien een ‘gespleten’ cystewand: de endocystewand ligt los van de pericystewand. Type 3 is gesepteerd (3a) of bevat dochtercysten (3b). Type 4 heeft het aspect van een pseudo-tumor: de cyste is echodens of echoarm en bevat een heterogene massa. Cysten van type 5 hebben daarbij boogvormige verkalkingen. Type-2- en type-3-cysten worden als karakteristiek voor Echinococcus-cysten beschouwd, type 1 en 5 doen de ziekte vermoeden en type-4-cysten zijn door hun pseudo-tumoraspect etiologisch moeilijk te duiden.7

Serologisch onderzoek

Als screeningstest wordt de ELISA gebruikt en als confirmatietest de immuno-elektroforese (IE). De diagnose is zeker als ELISA en IE beide een positieve uitslag hebben en waarschijnlijk als alleen de ELISA-uitslag positief is. De uitslag van de ELISA kan negatief zijn bij goed afgekapselde cysten en bij longcysten.3 Wellicht kan bepaling van IgG-subklassen informatie geven over de activiteit van de ziekte.8-10 De IgE-concentratie is vaak verhoogd, maar dit gegeven is noch sensitief, noch specifiek.11 De complementbindingsreactie is positief bij lekkage van cystevocht.3

Behandeling

Voor evaluatie van de behandeling is langdurige nacontrole noodzakelijk omdat recidieven zich na vele jaren kunnen voordoen. Bij veel therapieonderzoeken ontbreekt deze langdurige follow-up.

Chirurgische behandeling

Operatie was tot voor kort de enige behandelingsmogelijkheid. Pericystectomie en partiële leverresectie zijn de meest gebruikte operatietechnieken. Ter preventie van peroperatieve uitzaaiing en postoperatieve recidieven werd de ‘frozen seal’-methode ontwikkeld: een trechter wordt met behulp van vloeibare stikstof vastgevroren op lever of cyste om lekkage van cystevocht in de vrije buikholte tegen te gaan. Peroperatief wordt een scolicide middel (hypertoon zout of 95-ethanol) via het door de trechter afgeschermde gebied in de cyste gespoten en de cyste wordt hiermee enkele malen gespoeld.12-14 De cyste-inhoud wordt via de trechter afgezogen en de cyste wordt indien mogelijk in toto operatief verwijderd. Voorbehandeling van de patiënt met albendazol verbeterde de resultaten van de chirurgische behandeling.15 De effectiviteit van perioperatieve profylaxe met albendazol werd niet aangetoond door gecontroleerd onderzoek, maar deze behandeling wordt wel geadviseerd.

Het percentage postoperatieve complicaties loopt uiteen van 8 tot 16 en het percentage recidieven van 10 tot 30; de ziekenhuissterfte bedraagt 4.1 De chirurgische behandeling wordt in toenemende mate vervangen door medicamenteuze therapie, door zogenaamde percutane drainage (zie verder) of door combinaties hiervan. Voor Echinococcus-cysten met bijzondere lokalisaties, zoals in het hart of het centrale zenuwstelsel, is vooralsnog chirurgische behandeling de eerste keuze.

Medicamenteuze behandeling

Mebendazol was het eerste benzimidazoolderivaat dat gebruikt werd voor de medicamenteuze behandeling van echinokokkose. Benzimidazolen beschadigen de cytoplasmatische microtubuli van de parasiet, waardoor de glucoseopname wordt geblokkeerd en de parasiet sterft. Mebendazol werd verdrongen door albendazol vanwege de betere biologische beschikbaarheid, hogere plasma- en weefselspiegels en betere behandelingsresultaten van het laatstgenoemde middel. De resultaten van medicamenteuze behandeling met mebendazol en albendazol vertonen een grote spreiding; na mebendazolgebruik waren de resultaten slechter (succesuitersten: 0-78 ; mediaan 30) dan na albendazolgebruik (30-88; 71) (tabel 1).16-28 Deze conclusies zijn veelal niet gebaseerd op prospectief en gerandomiseerd onderzoek. Wel prospectief en gerandomiseerd waren het onderzoek dat onder auspiciën van de Wereldgezondheidsorganisatie verricht werd,27 en dat van Teggi et al.,19 maar methodologisch zijn ook deze onderzoeken niet boven alle kritiek verheven. Na een behandeling van 6 maanden en een follow-upduur > 12 maanden bleek albendazol significant beter te zijn dan mebendazol (39 versus 14 succes).27 Teggi et al. stelden een vergelijkbaar significant verschil vast: respectievelijk 49 en 15 succes na 3 maanden behandeling met albendazol en 3-12 maanden behandeling met mebendazol, na een follow-upduur van 6-103 maanden.19 Nederlandse onderzoekers rapporteerden een matig resultaat van albendazolbehandeling gedurende 3 maanden bij 7 patiënten; deze onderzoekers bevelen een hogere dosis albendazol aan.29

Hogere spiegels van albendazolsulfoxide, de belangrijkste werkzame metaboliet van albendazol, in bloed of in cystevocht kunnen worden bereikt door hoge dosering van albendazol,30 door inname tijdens een vetrijke maaltijd,3132 door combinatie met praziquantel,33 of door combinatie met cimetidine.34 Cimetidine remt ook de afbraak van praziquantel, waardoor bij gelijktijdig gebruik nog hogere plasmaspiegels worden bereikt.35 Er zijn nog geen onderzoeken gepubliceerd waaruit blijkt dat deze strategieën tot een beter behandelingsresultaat leiden.

De slecht voorspelbare effectiviteit van albendazol wordt verklaard door de slechte biologische beschikbaarheid, door verschil in lokalisatie, diameter, leeftijd en wanddikte van de cysten en door factoren als leeftijd en immuunrespons van de gastheer.2136 Bijwerkingen van albendazol deden zich voor bij 6-12 van de patiënten; bij 4 moest de behandeling worden gestaakt. Bijwerkingen waren misselijkheid, braken, buikpijn, jeuk, hoofdpijn en stijging van de serumtransaminase-activiteit. Wegens embryotoxiciteit en teratogeniteit is albendazol tijdens zwangerschap gecontraïndiceerd.1

Percutane drainage

Percutane drainage werd lange tijd als behandeling gecontraïndiceerd geacht vanwege de kans op een anafylactische reactie of op uitzaaiing van parasieten door lekkage van cystevocht. Toen accidenteel aanprikken van hydatidencysten zonder complicaties verliep, werd drainage als therapie geëvalueerd. De cyste werd onder echo- of CT-geleide transhepatisch aangeprikt. Na het opzuigen van het cystevocht werd hypertoon zout of 95-ethanol ingespoten. De cyste-inhoud werd 20-30 min later weer opgezogen. Deze methode van punctie-aspiratie-injectie-reaspiratie wordt ‘PAIR’ genoemd.37-45

Als voorzorg tegen uitzaaiing werden de meeste patiënten voor- en nabehandeld met albendazol of mebendazol. Ook grote cysten werden gepuncteerd en in één sessie werden meerdere levercysten aangeprikt (tabel 2). Het directe succespercentage was hoog (70-100), het recidiefpercentage laag (0-4 na 6-108 maanden) en ernstige complicaties zoals anafylaxie kwamen zelden voor. De belangrijkste voorwaarden voor een veilige PAIR-ingreep lijken punctie onder echografische geleide of CT-geleide en 1-2 cm leverweefsel tussen het oppervlak van de lever en de cyste als waarborg tegen lekkage. Ter vermijding van recidieven wordt 1 week voorbehandeling met albendazol geadviseerd en 1-4 weken nabehandeling.

In een prospectief gerandomiseerd onderzoek bleek PAIR gecombineerd met albendazol betere resultaten te geven dan PAIR alleen of albendazolmonotherapie. De follow-upduur was gemiddeld 6,3 maanden (SD: 2,7) resp. 9,0 (7,4) en 7,8 maanden (3,6).44 In geen van de tot nu toe beschreven patiëntengroepen is goede evaluatie mogelijk vanwege de te korte follow-upperiode.

Van 11 hydatidencysten in de long bij 8 patiënten reageerden 10 goed op PAIR-behandeling (1011 direct succes); 16 maanden na de ingreep waren de cysten 47-93 kleiner geworden. Bij 2 patiënten traden ernstige complicaties op: 1 maal (hydro)pneumothorax en 1 maal longabces.47

De vitaliteit van de parasiet kan worden beoordeeld aan de hand van het aspect van het cystevocht en de intracystische druk. Helder vocht en een hoge druk (8-75 cmH2O) wijzen op vitaliteit; troebel vocht en een lage druk (0-2 cmH2O) wijzen op avitaliteit.48 Parasitologisch onderzoek vormt de gouden standaard: vitale protoscolices kan men onder de microscoop zien bewegen; avitale kleuren aan met de kleurstof neutraal eosine.

In het onlangs gestarte onderzoek wordt monotherapie met albendazol vergeleken met percutane drainage tijdens albendazolprofylaxe (tabel 3 en figuur 2).

Nacontrole

De behandeling is succesvol als de cyste involueert, niet meer groeit en er geen recidief of uitzaaiing is opgetreden. Vanwege de langzame groei van cysten dient een langdurige nacontrole plaats te vinden: tenminste 2, liever 5 jaar. Of nieuw-ontdekte cysten een gevolg zijn van uitzaaiing, reeds langer bestaande cysten zijn, of bij een nieuwe besmetting zijn opgelopen (in de praktijk onwaarschijnlijk), zal niet altijd uit te maken zijn. Echografisch onderzoek is de aangewezen methode voor het volgen van deze patiënten. Op grond van de typering volgens Gharbi et al. en van de degeneratieve veranderingen die ontstaan tijdens en na PAIR of medicamenteuze behandeling kan echografisch worden beoordeeld of er sprake is van vitale of avitale cyste-inhoud.74449

Tijdens de PAIR-ingreep ontstaan direct veranderingen. De endocyste laat los van de pericystewand en de dochtercysten ruptureren. Echografisch zijn deze als ‘drijvende’ structuren te zien. In de follow-upperiode na PAIR ontstaan 3 late, kenmerkende echopatronen: een heterogeen echopatroon (na 3 maanden), een pseudotumoraspect door obliteratie van de cyste (na 5 maanden) en tenslotte vermindering van echogeniteit en verdwijnen van de cyste (na 9 maanden).43

Tijdens en na medicamenteuze behandeling ontstaan kenmerkende degeneratieve veranderingen: de cysten worden kleiner; de endocyste laat los van de pericystewand en collabeert, waardoor een zogenaamd waterlelieaspect zichtbaar wordt: de cyste-inhoud wordt echodenser en kan een pseudo-solide aspect krijgen; tenslotte kunnen boogvormige wandverkalkingen ontstaan.48

Serologisch onderzoek speelt een geringe rol tijdens de nacontrole; of IgG-subklassen graadmeters voor de activiteit van de ziekte kunnen zijn, wordt bestudeerd.7-9

De Nederlandse Echinococcose Werkgroep bestaat, afgezien van de auteurs van dit artikel, uit: dr.P.de Vries, dr.T.van Gool en dr.R.P.Koopmans (Academisch Medisch Centrum, Amsterdam); F.A.P.Claessen (Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam); mw.L.M.Kortbeek (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven); dr.C.Richter (Medisch Spectrum Twente, Enschede); dr.L.G.Visser en dr.A.M.Polderman (Academisch Ziekenhuis Leiden); dr.R.W.Sauerwein (Academisch Ziekenhuis Nijmegen); dr.J.F.Sluiters (Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Rotterdam); dr.C.K.Jongsma en dr.D.Overbosch (Havenziekenhuis, Rotterdam).

Literatuur
  1. Wen H, New RRC, Craig PS. Diagnosis and treatment of humanhydatidosis. Br J Clin Pharmacol 1993;35:565-74.

  2. Knapen F van, Franchimont JH, Lugt G van der, MoolenbeekJJ. Echinokokkose in Nederland. NedTijdschr Geneeskd 1987;131:1168-70.

  3. Kortbeek LM, Knapen F van, Polderman AM, Verwey JJ.Echinokokkose in Nederland, 1987-1991.Ned Tijdschr Geneeskd1993;137:2715-6.

  4. Bowles J, Knapen F van, McManus D. Cattle strain ofEchinococcus granulosus and human infection letter. Lancet1992;339:1358.

  5. Raasveld MHM, Ponsioen CY, Boer S den, Schipper HG, KagerPA. Een patiënt met alveolaire echinokokkose (infectie met Echinococcusmultilocularis). Ned TijdschrGeneeskd 1997;141:1007-10.

  6. Toben FMJ, Blaauwgeers JLG. Echinococcus-cyste bij eenjonge Nederlandse vrouw. NedTijdschr Geneeskd 1995;139:2739-41.

  7. Gharbi HA, Hassine W, Brauner MW, Dupuch K. Ultrasoundexamination of the hydatic liver. Radiology 1981;139:459-63.

  8. Hira PR, Bahr GM, Shweiki HM, Behbehani K. Anenzyme-linked immunosorbent assay using an arc 5 antigen for the diagnosis ofcystic hydatid disease. Ann Trop Med Parasitol 1990;84:157-62.

  9. Aceti A, Pennica A, Teggi A, et al. IgG subclasses inhuman hydatid disease. Int Arch Allergy Immunol 1993;102:347-51.

  10. Wen H, Craig PS. Immunoglobulin G subclass responses inhuman cystic and alveolar echinococcosis. Am J Trop Med Hyg1994;51:741-8.

  11. Gottstein B, Reichen J. Echinococcosishydatidosis.In: Cook GC, editor. Manson's tropical diseases. 20th ed. London:Saunders, 1996:1486-508.

  12. Saidi F, Nazarian I. Surgical treatment of hydatid cystby freezing of cyst wall and instillation of 0.5 per cent silver nitratesolution. N Engl J Med 1971;284:1346-50.

  13. Jongsma CK, Stuiver PC. De chirurgische behandeling vanechinococcosis met behulp van een bevriezingsmethode.Ned Tijdschr Geneeskd1984;128:391-3.

  14. Scully RE, Mark EJ, McNeely WF, McNeely BU. Case 45-1987.N Engl J Med 1987;317:1209-18.

  15. Gil-Grande LA, Rodriguez-Caabeiro F, Prieto JG,Sanchez-Ruano JJ, Brasa C, Aguilar L, et al. Randomised controlled trial ofefficacy of albendazole in intra-abdominal hydatid disease. Lancet 1993;342:1269-72.

  16. Nahmias J, Goldsmith R, Soibelman M, el-On J. Three- to7-year follow-up after albendazole treatment of 68 patients with cysticechinococcosis (hydatid disease). Ann Trop Med Parasitol1994;88:295-304.

  17. Wen H, Zou PF, Yang WG, Lu J, Wang YH, Zhang JH, et al.Albendazole chemotherapy for human cystic and alveolar echinococcosis innorth-western China. Trans R Soc Trop Med Hyg 1994;88:340-3.

  18. el-Mufti M, Kamag A, Ibrahim H, Taktuk S, Swaisi I,Zaidan A, et al. Albendazole therapy of hydatid disease: 2-year follow-up of40 cases. Ann Trop Med Parasitol 1993;87:241-6.

  19. Teggi A, Lastilla MG, De Rosa F. Therapy of human hydatiddisease with mebendazole and albendazole. Antimicrob Agents Chemother1993;37:1679-84.

  20. Ellis M, Von Sinner W, Al-Hokail A, Sieck J. Aclinical-radiological evaluation of benzimidazoles in the management ofEchinococcus granulosus cysts. Scand J Infect Dis 1992;24:1-13.

  21. Todorov T, Mechkov G, Vutova K, et al. Factorsinfluencing the response to chemotherapy in human cystic echinococcosis. BullWorld Health Organ 1992;70:347-58.

  22. Todorov T, Vutova K, Mechkov G, Georgiev P, Petkov D,Tonchev Z, et al. Chemotherapy of human cystic echinococcosis. Ann Trop MedParasitol 1992;86:59-66.

  23. Todorov T, Vutova K, Mechkov G, Tonchev Z, Georgiev P,Lazarova I. Experience in the chemotherapy of severe, inoperableechinococcosis in man. Infection 1992;20:19-24.

  24. Sciarrino E, Virdone R, Lo Iacono O, Fusco G, Ricca T,Cottone M, et al. Ultrasound changes in abdominal echinococcosis treated withalbendazole. J Clin Ultrasound 1991;19:143-8.

  25. De Rosa F, Teggi A. Treatment of Echinococcus granulosushydatid disease with albendazole. Ann Trop Med Parasitol1990;84:467-72.

  26. Horton RJ. Chemotherapy of Echinococcus infection in manwith albendazole. Trans R Soc Trop Med Hyg 1989;83:97-102.

  27. Davis A, Dixon H, Pawlowski ZS. Multicentre clinicaltrials of benzimidazole-carbamates in human cystic echinococcosis (phase 2).Bull Worl Health Organ 1989;67:503-8.

  28. Davis A, Pawlowski ZS, Dixon H. Multicentre clinicaltrials of benzimidazolecarbamates in human echinococcosis. Bull World HealthOrgan 1986;64:383-8.

  29. Schneeberger PM, Kortbeek LM, Schneider MME, Geelen SPM,Leeuwen MS van, Hoepelman IM. Matig resultaat van behandeling vanechinokokkose met albendazol bij 7 patiënten.Ned Tijdschr Geneeskd1994;138:460-3.

  30. Awadzi K, Hero M, Opoku NO, Bittner DW, Coventry PA,Prime MA, et al. The chemotherapy of onchocerciasis XVII. A clinicalevaluation of albendazole in patients with onchocerciasis; effects of foodand pretreatment with ivermectin on drug response and pharmacokinetics. TropMed Parasitol 1994;45:203-8.

  31. Marriner SE, Morris DL, Dickson B, Bogan JA.Pharmacokinetics of albendazole in man. Eur J Clin Pharmacol1986;30:705-8.

  32. Lange H, Eggers R, Bircher J. Increased systemicavailability of albendazole when taken with a fatty meal. Eur J ClinPharmacol 1988;34:315-7.

  33. Homeida M, Leahy W, Copeland S, Ali MMM, Harron DWG.Pharmacokinetic interaction between praziquantel and albendazole in Sudanesemen. Ann Trop Med Parasitol 1994;88:551-9.

  34. Wen H, Zhang HW, Muhmut M, Zou PF, New RRC, Craig PS.Initial observation on albendazole in combination with cimetidine for thetreatment of human cystic echinococcosis. Ann Trop Med Parasitol1994;88:49-52.

  35. Overbosch D. Neurocysticercosis. An introduction withspecial emphasis on new developments in pharmacotherapy. Schweiz MedWochenschr 1992;122:893-8.

  36. Rigano R, Profumo E, Ioppolo S, Notargiacomo S, Ortona E,Teggi A, et al. Immunological markers indicating the effectiveness ofpharmacological treatment in human hydatid disease. Clin Exp Immunol1995;102:281-5.

  37. Mueller PR, Dawson SL, Ferrucci jr JT, Nardi GL. Hepaticechinococcal cyst: successful percutaneous drainage. Radiology 1985;155:627-8.

  38. Bret PM, Fond A, Bretagnolle M, Valette PJ, Thiesse P,Lambert R, et al. Percutaneous aspiration and drainage of hydatid cysts inthe liver. Radiology 1988;168:617-20.

  39. Filice C, Pirola F, Brunetti E, Dughetti S, Strosselli M,Foglieni CS. A new therapeutic approach for hydatid liver cysts. Aspirationand alcohol injection under sonographic guidance. Gastroenterology1990;98:1366-8.

  40. Gargouri M, Ben Amor N, Ben Chehida F, Hammou A, GharbiHA, Ben Cheikh M, et al. Percutaneous treatment of hydatid cysts(Echinococcus granulosus). Cardiovasc Intervent Radiol1990;13:169-73.

  41. Khuroo MS, Zargar SA, Mahajan R. Echinococcus granulosuscysts in the liver: management with percutaneous drainage. Radiology1991;180:141-5.

  42. Giorgio A, Tarantino L, Francica G, Mariniello N, AloisioT, Soscia E, et al. Unilocular hydatid liver cysts: treatment with US-guided,double percutaneous aspiration and alcohol injection. Radiology1992;184:705-10.

  43. Acunas B, Rozanes I, Celik L, Minareci O, Acunas G, AlperA, et al. Purely cystic hydatid disease of the liver: treatment withpercutaneous aspiration and injection of hypertonic saline. Radiology1992;182:541-3.

  44. Khuroo MS, Dar MY, Yattoo GN, Zargar SA, Javaid G, KhanBA, et al. Percutaneous drainage versus albendazole therapy in hepatichydatidosis: a prospective, randomized study. Gastroenterology1993;104:1452-9.

  45. Salama H, Farid Abdel-Wahab M, Strickland GT. Diagnosisand treatment of hepatic hydatid cysts with the aid of echo-guidedpercutaneous cyst puncture. Clin Infect Dis 1995;21:1372-6.

  46. Akhan O, Özmen MN, Dinçer A, Sayek I,Göçmen A. Liver hydatid disease: long-term results ofpercutaneous treatment. Radiology 1996;198:259-64.

  47. Akhan O, Özmen MN, Dinçer A,Göçmen A, Kalyoncu F. Percutaneous treatment of pulmonary hydatidcysts. Cardiovasc Intervent Radiol 1994;17:271-5.

  48. Yalin R, Aktan AO, Yegen C, Dosluoglu HH. Significance ofintracystic pressure in abdominal hydatid disease. Br J Surg1992;79:1182-3.

  49. Bezzi M, Teggi A, De Rosa F, Capozzi A, Tucci G,Bonifacino A, et al. Abdominal hydatid disease: US findings during medicaltreatment. Radiology 1987;162:91-5.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Afd. Interne Geneeskunde, onderafd. Infectieziekten, Tropische Geneeskunde en AIDS: dr.H.G.Schipper en prof.dr.P.A.Kager, internisten.

Contact dr.H.G.Schipper

Verantwoording

Mede namens de Nederlandse Echinococcose Werkgroep, waarvan de leden aan het eind van dit artikel worden genoemd.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties