Samenvatting
Doel
Het ontwikkelen van een efficiënte teststrategie bij patiënten met fecale incontinentie om subgroepen te kunnen identificeren die een verbetering van hun klachten vertonen door bekkenbodemfysiotherapie.
Opzet
Cohortonderzoek.
Methode
Gedurende 24 maanden werd een opeenvolgende reeks patiënten met fecale incontinentie geïncludeerd in 15 ziekenhuizen. Naast de anamnese en het lichamelijk onderzoek werd een compleet diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Hierna werd aan alle patiënten gestandaardiseerde bekkenbodemfysiotherapie aangeboden. Het behandelresultaat werd uitgedrukt als de verandering in de vaizey-incontinentiescore 3 maanden na therapie. Door middel van lineaire regressie werd het vermogen onderzocht van elke diagnostische test en van combinaties van tests om de mate van verbetering te kunnen voorspellen.
Resultaten
In totaal werden 281 patiënten geïncludeerd (gemiddelde leeftijd 59 jaar), van wie er 252 vrouw waren. De mediane vaizey-score vóór therapie was 18 en die na therapie 16 (p < 0,001). De vaizey-score was na therapie verbeterd bij 60 (143/239) van de patiënten. De aanwezigheid van een perineaal of een perianaal litteken bij lichamelijk onderzoek, of van interne anale sfincteratrofie op de endoanale MRI-scan droegen bij aan de voorspelling van een negatieve therapie-uitkomst. Een grote maximale knijpkracht bij manometrie droeg bij aan het voorspellen van een positieve therapie-uitkomst. Het voorspellend vermogen van de informatie verkregen uit de anamnese en het aanvullende onderzoek was matig (proportie verklaarde variantie: 0,23; p = 0,02).
Conclusie
Bekkenbodemfysiotherapie gaf een matige verbetering van fecale incontinentieklachten. Aanvullende tests voorspelden in zeer beperkte mate de uitkomst van deze therapie. Identificatie van subgroepen patiënten op basis van informatie van diagnostische tests leek niet mogelijk.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1277-82
Reacties