Diagnostiek bij fecale incontinentie: beperkte voorspellende waarde voor de uitkomst van bekkenbodemfysiotherapie

Onderzoek
A.C. Dobben
M.P. Terra
M. Deutekom
P.M.M. Bossuyt
J. Stoker
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1277-82
Abstract

Samenvatting

Doel

Het ontwikkelen van een efficiënte teststrategie bij patiënten met fecale incontinentie om subgroepen te kunnen identificeren die een verbetering van hun klachten vertonen door bekkenbodemfysiotherapie.

Opzet

Cohortonderzoek.

Methode

Gedurende 24 maanden werd een opeenvolgende reeks patiënten met fecale incontinentie geïncludeerd in 15 ziekenhuizen. Naast de anamnese en het lichamelijk onderzoek werd een compleet diagnostisch onderzoek uitgevoerd. Hierna werd aan alle patiënten gestandaardiseerde bekkenbodemfysiotherapie aangeboden. Het behandelresultaat werd uitgedrukt als de verandering in de vaizey-incontinentiescore 3 maanden na therapie. Door middel van lineaire regressie werd het vermogen onderzocht van elke diagnostische test en van combinaties van tests om de mate van verbetering te kunnen voorspellen.

Resultaten

In totaal werden 281 patiënten geïncludeerd (gemiddelde leeftijd 59 jaar), van wie er 252 vrouw waren. De mediane vaizey-score vóór therapie was 18 en die na therapie 16 (p < 0,001). De vaizey-score was na therapie verbeterd bij 60 (143/239) van de patiënten. De aanwezigheid van een perineaal of een perianaal litteken bij lichamelijk onderzoek, of van interne anale sfincteratrofie op de endoanale MRI-scan droegen bij aan de voorspelling van een negatieve therapie-uitkomst. Een grote maximale knijpkracht bij manometrie droeg bij aan het voorspellen van een positieve therapie-uitkomst. Het voorspellend vermogen van de informatie verkregen uit de anamnese en het aanvullende onderzoek was matig (proportie verklaarde variantie: 0,23; p = 0,02).

Conclusie

Bekkenbodemfysiotherapie gaf een matige verbetering van fecale incontinentieklachten. Aanvullende tests voorspelden in zeer beperkte mate de uitkomst van deze therapie. Identificatie van subgroepen patiënten op basis van informatie van diagnostische tests leek niet mogelijk.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1277-82

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Afd. Radiologie: mw.dr.A.C.Dobben, onderzoeker (thans: Inspectie voor de Gezondheidszorg, Kenniscentrum, Postbus 2680, 3500 GR Utrecht); mw.dr.M.P.Terra, arts in opleiding tot radioloog; hr.prof.dr.J.Stoker, radioloog.

Afd. Klinische Epidemiologie en Biostatistiek: mw.dr.M.Deutekom, epidemioloog; hr.prof.dr.P.M.M.Bossuyt, methodoloog.

Contact mw.dr.A.C.Dobben (ac.bruijne@igz.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties