artikel
Nijmeegse studenten blijken hun werkstukken nog al eens vlotjes bij elkaar te googelen zo bleek uit een recente inventarisatie. Ze laten lichtvoetig een juiste bronvermelding achterwege en plakken stukken (al dan niet gepubliceerde) tekst van anderen in hun eigen werkstuk. Dit gedrag is echt niet uniek voor studenten uit Nijmegen maar speelt ook op andere universiteiten en hogescholen. Waarom? Tijdsdruk, gemakszucht en het idee dat het allemaal zo erg niet is? Niet alleen studenten maar ook onderzoekers vertonen laakbaar gedrag. De media berichtten recent uitgebreid over een Tilburgse hoogleraar die met het tempo van een sneldichter sexy onderzoeksvraagstellingen verzon en zijn hypothesen bevestigde met tabellen die hij al in zijn achterzak had.
Natuurlijk valt iedereen over de studenten en onderzoekers die de zaak flessen, maar het is wat ons betreft net iets te makkelijk om louter als moraalridder te functioneren. Hoe is het mogelijk dat wij een systeem hebben geschapen waarin deze uitwassen niet alleen kunnen ontstaan maar ook lang voortduren? Wil je meedoen in de academie dan is het beoefenen van wetenschap een logische stap. De pikorde wordt meer bepaald door het aantal dan door de inhoud van de artikelen. Tijdschriften zijn net als onderzoekers en plaatsen ook liever positieve resultaten van aansprekende onderzoeken. Bestuurders en subsidiegevers zien graag veel publicaties en stemmen de financiering van hun onderzoeksgroepen daar op af. Ziedaar de spanning tussen het zwoegen naar zuivere waarheidsvinding en de snelle winst die je haalt door gegevens een beetje op te poetsen of zelfs te verzinnen. Fraude loont in elk geval op de korte termijn en zelfs redacties van gerenommeerde tijdschriften komen er meestal pas veel te laat achter.
Wat is er mis in ons wetenschappelijk metier dat we hierdoor met regelmaat worden opgeschrikt? Is ons wetenschappelijk moreel kompas op hol geslagen? Alle betrokkenen wijzen naar de individuele fraudeur als het misgaat. Maar net zoals het bij disfunctionerende artsen gaat om het samenspel tussen omgeving (collega’s, Raad van Bestuur) en de ontspoorde dokter gaat het bij wetenschappelijke fraude ook om meer dan die ene ontsporende wetenschapper. Fraude mag dan vaak een solistische actie zijn, de tijdelijke voordelen komen vooral voort uit de manier waarop wij onze wetenschappelijke wereld of de zorg hebben ingericht. De reflex in dit soort situaties is steevast de roep om meer regels. In de afgelopen jaren heeft dat alleen maar geleid tot meer regeldruk maar niet tot minder fraudegevallen of minder ontspoorde artsen. Als Tijdschrift voor álle artsen staan we midden in de arena. Wij blijven kritisch en we vragen dat ook van onze auteurs, referenten én vooral ook van onze lezers. We zijn immers samen moreel verantwoordelijk voor goede zorg en voor goed onderzoek.
Reacties