De standaard 'Slechthorendheid' van het Nederlands Huisartsen Genootschap; reactie vanuit de huisartsgeneeskunde

Opinie
N.W. Drijber
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1804-5
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 1806, 1813, 1816, 1819 en 1823.

Eind 1997 verscheen de 61e standaard van het Nederlands Huisartsen Genootschap, getiteld ‘Slechthorendheid’.1 2 Net als bij de standaarden ‘Acute keelpijn’ en ‘Acne vulgaris’ is de titel van deze standaard ook min of meer synoniem met de klacht waarmee de patiënt zijn huisarts bezoekt: ‘Dokter, ik hoor de laatste tijd zo slecht’.

Ook deze standaard geeft duidelijke, gestructureerde richtlijnen betreffende anamnese, onderzoek, aanvullend onderzoek en beleid. Voor de eerste lijn is het onderwerp kort samen te vatten: bij ouderen zal het in het algemeen gaan om perceptieve slechthorendheid door presbyacusis of door lawaaitraumata dan wel om geleidingsdoofheid door cerumenproppen of incidenteel door tubotympanitis. Personen die lijden aan lawaaidoofheid hebben daarbij een grote kans op hinderlijk en moeilijk te behandelen oorsuizen (tinnitus). Bij kinderen zal het veelal gaan om otitis media met effusie of om otitis media acuta…

Auteursinformatie

N.W.Drijber, huisarts, Pr. Bernhardlaan 23, 7622 BD Borne.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties