De eerste herziening van de standaard ‘Cholesterol’ is door de meeste huisartsen in positieve zin verwelkomd. Het beleid rond de opsporing, diagnostiek en behandeling van vetstofwisselingsstoornissen is in het verleden nogal eens veranderd. Tot voor 10 jaar was de aandacht in de huisartspraktijk voor vetstofwisselingsstoornissen minimaal. In een onderzoek begin jaren tachtig, waarbij in een aantal huisartspraktijken gescreend werd op risicofactoren voor hart- en vaatziekten, bleek een jaar na de screening bijna geen enkele patiënt met een aangetoonde hypercholesterolemie daarvoor nog gezien te worden door de huisarts.1 De introductie van de statinen gaf een geheel andere dynamiek. Vooral onder druk van de industrie werd er, redelijk lukraak, gescreend. Screeningsteams, geïnitieerd door de industrie, overrompelden huisartspraktijken en leverden substantiële aantallen kandidaten voor behandeling met statinen. Achtereenvolgens kregen huisartsen adviezen om te varen op de totaalcholesterolconcentratie, de ‘low-density’-lipoproteïne(LDL)-cholesterolconcentratie, de ‘high-density’-lipoproteïne(HDL)-cholesterolconcentratie en de totaalcholesterol-HDL-cholesterolratio, voorwaar geen langdurig consistent beleid.
De eerste standaard…
Reacties