Samenvatting
- De screening van kinderen op slechthorendheid in Nederland wordt momenteel vooral verricht op de leeftijd van 9 maanden met behulp van de Ewing-test of de ‘Compacte Amsterdamse paedo-audiometrische screener’(CAPAS)-methode.
- Deze screeningsmethoden leiden echter niet altijd tot nadere diagnostiek gezien het verschil in inzicht tussen de verschillende betrokken beroepsgroepen.
- Onlangs is over het traject volgend op een screeningsresultaat ‘onvoldoende’ een consensus bereikt tussen de betrokken partijen: instellingen voor Jeugdgezondheidszorg, de huisartsen, de kinderartsen, de KNO-artsen en de audiologische centra.
- Iedere partij verplicht zich hierbij er zorg voor te dragen dat bij ieder kind afsluitende diagnostiek plaatsheeft vóór de leeftijd van 18 maanden. Ieders rol in dit traject is duidelijk omschreven.
- Totdat er nieuwe screeningsmethoden beschikbaar zijn, wordt aanbevolen om ieder kind met een resultaat ‘onvoldoende’ bij de gehoorscreening aan te melden voor definitieve, specialistische diagnostiek, eventueel na behandeling van een otitis media met effusie. Het momenteel geschiktste onderzoek voor deze definitieve diagnostiek is het onderzoek naar het aanwezig zijn van otoakoestische emissies.
Reacties