Inleiding
De obsessief-compulsieve stoornis (OCS), vroeger ook wel dwangneurose genoemd, wordt conform de DSM-III-R,1 de recente ‘opvolger’ van het sinds 1980 gehanteerde Amerikaanse classificatiesysteem DSM-III, ingedeeld in de rubriek angststoornissen en gedefinieerd als een stoornis waarbij als kernsymptomen obsessies (dwanggedachten) en (of) compulsies (dwanghandelingen) voorkomen, die bij de betrokkenen uitgesproken leed veroorzaken of tot verstoringen leiden in het sociale of rolgedrag. Doordat de betrouwbaarheid van de beschikbare onderzoeksgegevens gering is en in de literatuur verschillende definities van OCS worden gehanteerd, varieert de prevalentie van OCS in de totale bevolking in de literatuur enorm: van 0,05 tot 3.23 De eerste dwangverschijnselen ontstaan bij 65 van de patiënten al voor het 25e levensjaar en vaak houden de klachten zeer lang aan.4 Daarbij komt volgens Insel en Murphy dat de prognose slechter wordt naarmate de symptomen ernstiger zijn en er sprake is van een bijkomende persoonlijkheidsstoornis.5 Na gemiddeld…
Reacties