Orale anticonceptiva (‘de pil’) hebben zich sinds de jaren zestig van een blijvende plaats in onze samenleving verzekerd. De huisarts heeft van begin af aan bij de begeleiding en contole van pilgebruiksters een vooraanstaande rol gespeeld.1 Er lijkt nauwelijks een medicament te zijn waarvan de gebruikers op zo grote schaal zo systematisch en intensief zijn gecontroleerd. In Groot-Brittannië wordt er bovendien vanuit de huisartspraktijk sinds de introductie van de pil onderzoek gedaan naar bijwerkingen.2
De geschiedenis van de pilcontrole in de huisartspraktijk is boeiend. De beroepsgroep blijkt zich indertijd met succes met het verlenen van deze nieuwe taak in de zorg te hebben belast. Er ontwikkelde zich spoedig ook een ‘protocol’ al werd dat nog niet zo genoemd: ‘de pilcontrole’.3 Behalve uit een anamnese en uitvoerig lichamelijk onderzoek naar contra-indicaties (bij eerste gebruik) en bijwerkingen, bestond deze uit het meten van de bloeddruk, inspectie van de portio…
Reacties