Samenvatting
Doel
Het bestuderen van de overlevingsduur van AIDS-patiënten in de regio Amsterdam in de periode 1982-1992 en het bepalen van mogelijke onafhankelijke voorspellende variabelen voor de overlevingsduur.
Methode
Analyse van gegevens verkregen via het actieve AIDS-surveillancesysteem voor de regio Amsterdam bij de GG&GD.
Resultaten
Voor alle 975 AIDS-patiënten woonachtig in de regio Amsterdam, bij wie de diagnose werd gesteld in de periode 1982-1991, werd een cumulatieve 1-, 2-, en 3-jaarsoverlevingsduur gevonden van respectievelijk 69,8, 42,6 en 21,2. De 5-jaarsoverleving was 7,7. De mediane overleving nam toe van 9 maanden in 1982-1985 tot 26 maanden in 1990. Voor patiënten met alleen Pneumocystis carinii-pneumonie (PCP) op het moment van diagnose werd tussen de periode 1982-1985 en het jaar 1986 de grootste toename van de 1-jaarsoverleving gezien (van 0 naar 66). Voor patiënten zonder PCP kwam de belangrijkste toename een jaar later. Vanaf 1988 was er geen grote toename in de 1-jaarsoverleving, de 2-jaarsoverleving leek nog toe te nemen.
Met Cox-regressie-analyse waren leeftijd op het moment van diagnose, de initiële diagnose, het jaar van diagnose en de risicogroep onafhankelijke voorspellende variabelen van de overlevingsduur. Er werden geen verschillen gevonden in 1- en 2-jaarsoverleving tussen mannen en vrouwen met AIDS. Heteroseksuele mannen en vrouwen hadden een kortere overlevingsduur dan intraveneuze-drugsgebruikers en homo-biseksuele mannen.
Conclusie
De uiteindelijke prognose bij AIDS was slecht, maar er was een duidelijke toename in de overlevingsduur na de diagnose AIDS in de jaren 1982-1991. De 1-jaarsoverleving lijkt momenteel een plateau bereikt te hebben, de 2-jaarsoverleving neemt nog steeds toe. Toegenomen klinische ervaring, attent zijn op met HIV samenhangende klachten bij personen uit de bekende risicogroepen, verbeterde diagnostiek en introductie van gerichte medicatie zijn de meest waarschijnlijke verklaringen voor de toename van de overlevingsduur.
Reacties